Brugge, Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Veronica, Molen Wielmaecker
- Ligging
- Buiten Boninvest
8000 Brugge
Ringlaan
verlengde van de Coupure
kadasterperceel B 398
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1771 (watermolen) / 1773-1775 (windmolen)
- Verdwenen
- 1855, windmolen gesloopt / 1874, watermolen ontmanteld / 1968-mei, sloop gebouw
- Type
- Achtkante houten bovenkruier
- Functie
- Korenmolen, oliemolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 3223
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Veronica was de enige molen die buiten de binnenwallen van de stad gelegen was aan de huidige Buiten Boninvest (Singel, Ringlaan) in het verlengde van de Coupure, waar die in heet kanaal Brugge-Gent terechtkomt. De molen paalde achteraan de buitenwal (het Zuidervaartje).
Het was een gecombineerde water- en windmolen. De houten achtkante bovenkruier met gaanderij werd gebouwd op het dak van een oliewatermolen. De watermolen met onderslagrad werd aangedreven via het sas tussen de binnen- en de buitenvest. De watermolen met onderslagrad werd gevoed door het verschil in waterpeil tussen de buitenvesting (Zuidervaart) en de binnenvesting (vaart Gent-Oostende). Het is het enige gecombineerd bedrijf dat Brugge ooit heeft gekend en was ingericht om olie te stampen en ook als korenmolen.
De wateroliemolen werd in 1771 gebouwd op stadsgrond door Louis Frans Verhulst, zeepzieder en oliefabrikant. Het ging deze fabrikant voor de wind, want op 27 oktober 1774 kreeg hij het octrooi van de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia voor de bouw van de graanwindmolen op het gebouw van zijn watermolen, niettegenstaande het verzet van onder andere twee andere molenaars.Deze windmolen werd in 1775 voltooid.
Met het rijstpellen had een Brugse molenaar in de tijd van Maria-Theresia nog getracht een nieuwe nijverheid tot stand te brengen.
Op 12 juni 1786 richtte Louis Verhulst, samen met Willem van Tyckom een request naar de Raad van Financiën om vrijstelling te bekomen van de invoerrechten op de ruwe rijst, en van de uitvoerrechten op de gepelde rijst. De Raad stuurde het request door naar het Stadsmagistraat, met verzoek een onderzoek in te stellen naar de waarde van deze nieuwe nationale nijverheid. Deze bevond dat de rijst wél zo goed gepeld was als de rijst die de handelaars toen deden overbrengen uit Londen, Charlestown en andere plaatsen in Amerika. Het enige verschil was dat de gepelde rijst van Verhulst wat meer gebroken was. Hoewel het nut van deze nijverheid niet kon ontkend worden, meende de Stad niet gunstig te kunnen adviseren. Ondanks de bemoedigende resultaten van de proef werd aan de vraag van Verhulst geen gevolg gegeven (Gilliodts, Cartulaire Estaple de Bruges IV nr. 2529).
In 1787 werd een verkoping aangekondigd in de Gazette van Gend, maar de advertenties werden vervolgens herhaald in januari, maart en juni 1788, telkens met deels andere gegevens evenwel. De korenwind- en watermolen, annex oliewatermolen wordt gesitueerd als gelegen “t’eynden de Coupure langst den tracchel van diere”, tussen de Kruis- en de Gentpoort. De instel, eind december 1787, bedroeg 4200 £ gr. Vlaams wisselgeld. De definitieve toewijzing zou, volgens de advertenties van maart, gebeuren op 4 april 1788 ten stadhuize van Brugge, maar begin juni had de verkoping blijkbaar nog altijd niet plaats gehad. Uiteindelijk zou dit pas in maart 1789 gebeuren.
In de Gazette van Gend van 19 maart 1789 verscheen een verkoopsadvertentie, waarin de molens als volgt worden omschreven: Op 27 maart 1789 heeft in het stadhuis van Brugge de “overslag” (= verkoping) plaats van een extra schone en kloek gebouwde korenwatermolen en korenwindmolen, met hun vier koppels stenen, alsmede een daarbinnen gemaakte gort- en gerstmolen, mitsgaders olie-watermolen, met al het medegaande alaam, de huizingen van wederzijde staande tot woning van molenaar en olieslager, met paard en remise voor de wagen, etc. De molen, genaamd Veronica, is “maer over weynige jaeren van den grond nieuw gemaekt, staende binnen Brugge op 40 roeden erven, t’eynden de Coupure langst den tracchel van diere”, tussen de Gentpoort en de Kruispoort. De korenwatermolen met de korenwindmolen wordt in pacht gebruikt door Jacobus Mestdag (jaarpacht: 100 £ gr.), terwijl de oliemolen uitgebaat wordt door de propriëtaris zelf (= Bernard Verhulst ?). Molens en medegaande behuizing zijn ingesteld op 3200 £ gr. wisselgeld.
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Wielmaecker Jan-Baptist (sr.), de weduwe, kruidenierster te Brugge
- 1837, deling: a) Wielmaecker Jan Baptist (jr.), handelaar te Brugge, b) Wielmaecker Jacques, handelaar te Brugge, c) Wielmaecker Jeannette, handelaarster te Brugge
- 28.07.1846, erfenis: Wielmaecker Jan-Baptist, handelaar te Brugge (overlijden van Jeanne - moulin à blé, gruau et huile)
- 25.06.1861, erfenis: zijn neven en nichten (overlijden van Jan-Baptist Wielmaecker jr.)
- later, mutatie: Wielmaecker August en consoorten, eigenaar te Brugge.
- 14.04.1873, verkoop: Braet Ernest, olieslager te Assebroek (notaris Van Elslande)
Na Louis Verhulst was het molencomplex eigendom van de familie Wielmaecker. Eerst van Jan-Baptist sr. en vanaf 1817 van Jan-Baptist jr. Beide waren kruideniers, zeepzieders en olieslagers, gevestigd in de Vlamingstraat. Reeds in 1855 werd de windmolen gesloopt, maar de watermolen bleef nog in werking.
Door het overlijden van Jan-Baptiste Wielmaecker jr. op 25 juni 1861 werd De Veronica eigendom van zijn neven en nichten. De grond waarop De Vernocia stond werd door deze erfgenamen van de stad gekocht voor 500 frank, dit om eventuele overnemers aan te trekken.
In 1873 werden gebouwen en grond verkocht aan olieslager Ernest Braet uit Assebroek. Het daaropvolgende jaar werd de watermolen ontmanteld. Later werd in dat gebouw nog een azijnfabriek ("Azijnfabriek De Oude Molen") ondergebracht om pas in mei 1968 volledig afgebroken te worden.
Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1898. Louis Frans Verhulst, zeepzieder en oliefabrikant, verkrijgt octrooi om op het gebouw van zijn watermolen langs de "Coupure" van de stad Brugge een graanwindmolen te mogen oprichten, 27.10.1774 (zeer dikke bundel, met prachtig plan).
Stadsarchief Brugge, "Correspondence", 1863-1871.
Gedrukte bronnen
"Gazette van Gend", 27 december 1787
"Gazette van Gend", 21 januari, 6, 10, 13, 17, 24, 27 en 31 maart en 5 juni 1788
"Gazette van Gend", 19 maart, 27 april en 28 mei 1789
Werken
Jozef De Waele, "Een verdwenen hoekje buiten de Brugse stadspoorten. Azijnfabriek De Oude Molen", 't Schrijverke (Brugge Sint-Anna), jg. 25, nr. 6, p. 4.
K. De Flou, "Woordenboek der Toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guînes en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, 1914-1938.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1993.
Guillaume Michiels, Iconografie der stad Brugge, III, Brugge, 1968.
Jaak A. Rau & Jan D'hondt, Een eeuw Brugge. Deel 1: 1800-1900, Brugge, Marc Vande Wiele, 2001 (hoofdstuk De windmolens in het 19de eeuws Brugge, p. 207-219).
Marc Ryckaert, Historische Stedenatlas van België, Brussel, 1991.
J.A. Rau & J. D’hondt, "De Brugse parochies. 2. Het leven in Sint-Salvator, Sint-Jacobs, Sint-Gillis", Brugge, 1988, p. 10, 17.
Jaak A. Rau, "Het Brugge van toen, Brugge, 1980, p. 13.
J.A. Rau & J. D’hondt, "De Brugse parochies. 2. Het leven in Sint-Salvator, Sint-Jacobs, Sint-Gillis", Brugge, 1988, p. 10,17.
Gilliodts, "Cartulaire Estaple de Bruges", IV, nr. 2529.
C. Devyt, "De generaliteit van de gort-en boekweitmaalders te Brugge", Biekorf, jg. 65, 1964, p. 374-384.
Luc Devliegher, "Molens in West-Vlaanderen", Brugge, 1984, p. 135.