Molenechos's Homepage Molenechos.org

Groot-Bijgaarden (Dilbeek), Vlaanderen - Vlaams-Brabant

Verdwenen molen

Karakteristiek

Naam
Abdijmolen (watermolen), Kloostermolen
Ligging
Hendrik Placestraat
1702 Groot-Bijgaarden (Dilbeek)
tegen de visvijver
oostelijke hoek van de Abdij van Sint-Wivina
Vlaanderen - Vlaams-Brabant
Gebouwd
voor 1477
Verdwenen
1944
Type
Watermolen
Functie
Korenmolen
Bescherming
niet,
Database nummer
3471
© Verzameling Ons Molenheem

Beschrijving / geschiedenis

De abdij van Sint-Wivina bezat in Groot-Bijgaarden zowel een wind- en een watermolen, die beiden gekend waren als de Abdijmolen. De windmolen, die voor het eerst werd vermeld in 1331, stond buiten de abdij op de Molenberg. De watermolen stond in de meest oostelijke hoek, aan de Hendrik Placestraat tegen de visvijver.

Van de watermolen, die ook Kloostermolen werd genoemd (naar het latere klooster van de Benedictinessen), duikt een eerste spoor op in 1477. De toenmalige molenaar Laureys Cleeren, die toen eveneens de windmolen van de abdij pachtte, diende volgens de pachtovereenkomst wekelijks al het brood te bakken voor de abdij, zowel het brood voor de kloosterlingen, voor de gasten als voor de armen. De molen viel stil in het begin van de 20ste eeuw.

Molenaar in 1477 was Laureys Cleeren, die toen eveneens de watermolen van de abdij pachtte. Hij diende volgens de pachtovereenkomst wekelijks al het brood te bakken voor de abdij, zowel het brood voor de kloosterlingen, voor de gasten als voor de armen.

Beide molens werden in 1477 verhuurd aan Laureys Cleeren fs Jans, voor 12 jaar, aan volgende voorwaarden: Laureys zou jaarlijks betalen 18 mudden rogge en 9 mudden “koventscoren”. Dit was het graan voor het brood van  de kloostergemeente. De pachtbrief bespreekt dit als volgt: “de twee derdendeel van koventscoren tarwe ende dander derdendeel rogge”. Daarbij komen, als pacht, het leveren van 12 veertelen zemelen (De pacht bedroeg ongeveer 52 HL rogge, 26 HL “Kloosterkoren”, 1 ½ HL zemelen). De mulder moet verder de molens onderhouden “van zeile ende van smeere”, de windmolen “wel ende lovelic bewaeren ende hueden van tempeste die daer op gevallen mochte”. Hij moet, in geval van schade, deze vergoeden. Op het einde van zijn termijn moet hij de windmolen laten “de zeylen weert zijnde 26 schellingen gr. Brabants”, en op de molen laten “15 beelen, een ijseren hantboem, twee cuypen deen met ijsere banden, twee molochter beetkenen (dit woord is, bij mijn weten, in geen enkel lexicon te vinden, zoals overigens vele, verouderde woorden van technische aard), een prangnagel”. Maar in de pacht der molens was ook begrepen de last van bakker te spelen voor het convent. De mulder moest, volgens zijn pachtbrief, alle weken bakken “alsoe vele koventsbroets” (kloosterbroden) als ’t klooster er nodig heeft. Het graan wordt hem op de spijker van ’t klooster geleverd; hij zal het “doir een cleyne buydel moeten buydelen” en, van elk sister koventscoren, 22 “koventsbroets” bakken, “daeraf elc broot wegen sal in deege driepont”. Ook alle weken zal hij bakken “alsoe vele gastbroets (brood voor de gasten) als noedig”. De rogge die hem door het klooster geleverd wordt zal hij “doer een groeven buydel buydelen”, en van elk sister, 24 broden bakken, elk brood wegende “in deege” drie pond. Eindelijk zal hij alle weken bakken “alsoe vele deylbroets (deelbrood) als men int cloester behoeven sal om den arme om Gode te geven… te weten uut elk sister rocx dat men hem op te spiker leveren sal, ende dat hij ongebuydelt backen sal, 32 broeden, elc broet daeraf weghende in deege 3 pont”. Laureys zal het brood moeten bakken “op een proeve die men te Brussel proeven sal”; en het brood zal in de bakkerij gewogen worden door een aangestelde persoon. Einde pacht moet hij in de “beckerie” laten: “2 buydelkisten, 3 moeldie, eene ijseren pale, een ijsere stoockgaffle ende een ijseren stopsel”.

Rond 1934 werd er in het molengebouw een waterturbine geplaatst voor het opwekken van elektriciteit. De watermolen verdween in 1944, maar er zijn nog resten aanwezig.

Frans RINGOOT & Paul LINDEMANS

Literatuur

Algemeen Rijksarchief Brussel, Kerkelijk archief, nr. 8078 (verpachting uit 1477)
Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, dossiers Sint-Wivina-abdij.
Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Archief Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Dilbeek, Sint-Wivina-abdij Groot-Bijgaaarden.
Kadasterarchief Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Dilbeek, afdeling IV (Groot-Bijgaarden), 1865/9, 1891/3, 1895/4, 1899/4, 1901/33, 1902/8, 1903/8, 1909/7, 1928/22, 1929/30, 1941/18, 1952/25, 1959/25 en 1966/30.
Paul Lindemans, "De Kloostermolens van Groot-Bijgaarden in 1477. Bijdragen tot de Geschiedenis der Brabantsche Molens", in: Eigen Schoon en De Brabander,XXI, 1938, 2-3, 1938, p. 104-105.
Jan Delcour, De Kloostermolen van Groot-Bijgaarden, in: Levende Molens, XXII, 2000, p. 127.
Herman Holemans, Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 2: arrondissement Halle-Vilvoorde (A-L), Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1991.
M.A. Duwaerts e.a., De molens in Brabant, Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Beeckmans R., 1897-1997. Honderd jaar Broeders van de Christelijke Scholen in Groot-Bijgaarden, Groot-Bijgaarden, 1997.
Berliere U., Monasticon Belge, Tome IV, Province de Brabant, Premier Volume, Luik, 1964, p. 219-242.
Cockx R., Het benedictinessenklooster van Groot-Bijgaarden: van priorij tot abdij (1381-1548), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, 1989.
Coqyn A., Grand-Bigard. Notice Descriptive, Brussel, 1910.
Van Liedekerke M., Het Sint-Wivinaklooster, Monumentenmap uitgegeven door het gemeentebestuur van Dilbeek naar aanleiding van Open Monumentendag op zondag 14 september 1997, Dilbeek, 1997.
De Neef J., Het domeinbeheer van de abdij van Groot-Bijgaarden, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, 2008.
Deneeff R. & Wijnant J., Dilbeek (Groot-Bijgaarden): Sint-Wivinaklooster, In: Deneef R. (red.) 2005: Historische tuinen en parken van Vlaanderen, Inventaris Vlaams-Brabant, Pajottenland - zuidwesten van Vlaams Brabant, M&L Cahier, 11, Brussel, 2005, p. 68-76.
Giraud P., L’histoire de Wivine et de ses compagnes, Brabant Tourisme, 10, 1965, p. 28-30.
Godding-Ganshof F., Le Prieuré de Grand-Bigrd depuis sa fondation jusqu’en 1381, Société Royale d’Archeologie de Bruxelles. Annales, 48, 19481955, p. 9-70.
Guyot G., L’abbaye de Grand-Bigard, Brabant, 4, 1973, 8-17.
Huysentruyt A., De monialen van Groot-Bijgaarden tot de 14de eeuw, volgens nekrologie, Eigen Schoon en de Brabander, 71, 1988, 1-3, p. 32-48.
Huysentruyt A., De heilige Wivina van Groot-Bijgaarden volgens dokumenten uit de XIIde eeuw, Eigen Schoon en de Brabander, 72, 1989, 7-9, p. 327-328.
Lindemans P., De Pachthoven van de Abdij Groot-Bijgaarden, Eigen Schoon en de Brabander, 25, 1942, p. 97-110.
Palmaerts R., Bouwkundige archeologische studie der voormalige abdijkerk der edele Dames van Benedictus te Groot-Bijgaarden, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, 1946.
Platteau A., Schouppe L., Poortgebouw en priesterhuis van de voormalige abdij van Groot-Bijgaarden. Voorbereidend onderzoek tot het samenstellen van een restauratiedossier, Verhandeling voorgelegd tot het behalen van de Graad van architect aan het Sint-Lukas Hoger Architectuurinstituut te Brussel, 1983.
Scheir O. & Braat J., Groot-Bijgaarden, Hendrik Placestraat 45, Het Sint-Wivinaklooster. Studie van de buitenruimtes, onuitgegeven verhandeling opleiding Monumenten en Landschapszorg Antwerpen, 2002.
s.n., Simples notes sur Dilbeek, Anderlecht et Schepdaal, Luik, 1895.
s.n., Sainte Wivine Vierge. Fondatrice et première supérieure de l'abbaye Bénédictine de Grand Bigard, Luik, 1931.
s.n., Het Sint-Wivinaklooster van Groot-Bijgaarden in het verleden, 1950, z.p.
s.n., Huiskroniek van het Sint-Wivinaklooster 1897-1964 Groot-Bijgaarden, 1965, z.p.
Van Belle J.L., Signes Lapidaires. Nouveau dictionnaire Belgique et Nord de la France, s.l., 1994, p. 260.
Van Bellingen S., Middeleeuwse en postmiddeleeuwse vloertegels uit de voormalige priorijkerk van Groot-Bijgaarden (gem. Dilbeek, prov. Vlaams-Brabant), Ons Graafschap. Jaarboek van de Geschied- en Heemkundige Kring van het Graafschap Jette en Omgeving vzw, 27, 2000, p. 46-69.
Van Gele A. (red.), Le Brabant en Images. Illustrations de Ad. Hamesse, Alf. Ronner, Henry Cassiers, E. Puttaert, Tichon et Dedoncker, Brussel, 1901.
Coomans Th., De Pauw, Karel-Lodewijk (broeder Marès-Joseph), in: VAN LOO A.(red.) 2003: Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, 2003, p. 258-259.
Verbesselt J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, deel VI, Tussen Zenne en Dender V, Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, Pittem, 1967,p. 53-123.
Wauters A., Histoire des environs de Bruxelles, Description historique des localités qui formaient autrefois l'Ammanie de cette ville, deel 3A, Brussel, 1971 (heruitgave van 1855), 116-137.
Werkgroep Pajottenland 2007, Pajottenland. Een land om lief te hebben, Lennik, 2007, p. 81-84, 87-89.
Mededeling Wim van der Elst, Laken, 21.10.2013.
Erwin Octaaf D'hoe, "De watermolen van Wolsem", Eigen Schoon en de Brabander, 88ste jg., 2005, 1, p. 23-27.
Vermeulen S. (red.) Verdwenen Dilbeekse molens, Monumentenmap uitgegeven door het gemeentebestuur van Dilbeek naar aanleiding van Open Monumentendag op zondag 12 september 2010, Dilbeek, 2010.