Zwijnaarde (Gent), Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Naam
- Dorpsmolen, Houten Molen
- Ligging
- Heerweg-Zuid 168
9052 Zwijnaarde (Gent)
westzijde
hoek met Eedstraat
700 m ZW v.d. kerk
kadasterperceel C180
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1659
- Verdwenen
- 1946, sloop
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- ---,
- Database nummer
- 3501
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Houten Molen van Zwijnaarde stond aan de noordwestzijde van Heerweg-Zuid (nr. 168), op de hoek met de Eedstraat, op 700 meter ten zuidwesten van de kerk. Bij de molen stond ook een buitenrosmolen: we zien hem aangeduid op de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842).
Deze staakmolen werd voor 1659 opgericht.
We zien hem aangeduid op:
- de kaart van de kasselrij Oudenaarde (1669, in Stadsarchief Oudenaarde) als een staakmolen
- de Villaretkaart (1745-1748) als "Moulin de Swynaerde"
- de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen op teerlingen
- de Atlas der Buurtwegen (1842) met het grondvlak van een staakmolen op teerlingen
- de topografische kaart van Ph. Vanderrmaelen (ca. 1850) met de aanduiding "M(oul)in"
- de kadastrale kaart van P.C. Popp (c. 1860) met een tekening van een staakmolen
Uit het proces-verbaal van afpaling van de gemeente Zwijnaarde in 1818:
"il existe deux moulins à vent, servant l'un à moudre des grains et l'autre à moudre et à tordre l'huile. Ils sont situés dans le centre de la commune. L'expert estime qu'à raison de leur situation et en proportion du loyer des autres moulins dans les communes voisines, il y a lieu de les évaluer à 480 F. Déduction faite d'un tiers (160 F) pour réparations et entretien, donne un revenu net de 120 F."
De windmolen werd in 1834 ingedeeld in de eerste klas, met een kadastraal inkomen van 304 frank.
Rond 1830 was de graanwindmolen in het bezit van Joachim Sonneville, ambtloze te Zwijnaarde.
Bij akte verleden voor notaris Bruggeman op 14 april 1841 werd de "moulin à vent et à cheval" verkocht aan Jacques Sonneville-Cosijn, molenaar te Zwijnaarde. Na het overlijden van Jacques in 1849 kwam de molen toe aan zijn weduwe en kinderen.
Die kinderen waren:
a. Charles Sonneville, gemeente-ontvanger
b. Thérèse Sonneville, weduwe van Jacques François Desistano, zonder beroep te Gent
c. François Leonard De Meyer, landbouwer te Zwijnaarde
d. Eleonore De Meyer, weduwe van Lieven Van de Kerckhove, zonder beroep te Gent
e. Rosalie De Meyer, landbouwster te Zwijnaarde.
Op 22 december 1852 werd de molen verkocht aan Karel Sonneville-Vanderhaeghen, gemeente-ontvanger te Zwijnaaarde (notarsi Bonnet).
In 1853 werd naast de molen, op de plaats van de rosmolen, een stoommaalderij met vierkante schouw opgericht. We zien deze aangeduid op het kadastraal plan van P.C. Popp uit ca. 1860.
Op 20 mei 1871 gebeurde de verkoop van de "koornwind- en koornstoommolen" aan de weduwe van Adolf Ottoy (Maire-Thérèse De Daver) en haar kinderen: Aloïs, Karel, Domien, Auguste, Coleta en Philomena Ottoy (notaris Beys).
Bij deling van 8 november 1888 kwam de molen toe aan Domien Ottoy, rentenier te Zwijnaarde (notaris Van Heuverswijn).
De 15-jarige Jozef Coppens uit Zevergem kwam op zaterdagnamiddag 25 januari 1913, rond 15 uur, met zijn hondenkar naar de molen om een zak meel. De knaap ging bij het verlaten van de molen in de verkeerde richting en werd door een wiek getroffen. De ongelukkige liep een schedelbreuk op. Ooggetuigen snelden toe en brachten het slachtoffer bij de molenaar, waar dokter Cremer, gezien de erge toestand van de knaap, alvorens hem naar het gasthuis te doen overbrengen, onderpastoor De Smet ontbood, die hem de H. Olie toediende. Het slachtoffer overleed nog dezelfde dag op 23 uur in het gasthuis, zonder weer bij bewustzijn gekomen te zijn.
Na het overlijden van eigenaar Domien Ottoy op 3 april 1913 kwam de molen toe aan Aloïs Ottoy-Clauwaert, handelaar te Zwijnaarde. Aloöis overleed op 30 december 1915, waardoor de molen toekwam aan Ferdinand Wauters-Ottoy (naakte eigendom), zonder beroep te Zwijnaarde en de weduwe van Aloïs Ottoy-Clauwaert, zonder beroep te Zwijnaarde (vruchtgebruik).
Begin de jaren 1930 was Alfons Sonneville er nog steeds molenaar. De weduwe van Aloïs Ottoy overleed in 1933, waarop de molen werd toegewezen aan de kinderen van Ferdinand Wauters. Op 16 janauri 1934 (akte notaris Verleyen) erfde Honoré Wauters-Van Ceulebroeck, landbouwer te Curlie (Frankrijk) het molenerf.
De staakmolen werd in 1946 verkocht en gesloopt.
Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Aanvullende informatie
Literatuur
Landkaarten
- de kaart van de kasselrij Oudenaarde (1669, in Stadsarchief Oudenaarde)
- de Villaretkaart (1745-1748)
- de Ferrariskaart (ca. 1775)
- de Atlas der Buurtwegen (1842)
- de topografische kaart van Ph. Vanderrmaelen (ca. 1850)
- de kadastrale kaart van P.C. Popp (c. 1860)
Gedrukte bronnen
Het Weekblad voor Oost- West- en Zeeuwsch-Vlaanderen, zondag 2 februari 1913, jg. 23, nr. 5.
Werken
Torie Mulders (pseudoniem van Hector Vindevogel), De windmolens tussen Schelde en Leie, in: Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, XXII, 1946-1948, p. 46-107 (52-53).
Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. De arrondissementen Eeklo en Gent, in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XV, 1961, 2 (Gent, 1962).
Herman Holemans, Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten U-Z, Opwijk, Studiekring "Ons Molenheem", Opwijk, 2008.
A. Sonneville & H. De Ley, Zwijnaarde eertijds.
Mailberichten
Hans Lampaert & Marleen Sonneville, 10.03.2012.