Langemark (Langemark-Poelkapelle), Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Roobaardmolen, Roobaertmolen, Poortersmolen, Molen Depoorter, Veldhoekmolen
- Ligging
Galgestraat 41
8920 Langemark (Langemark-Poelkapelle)
noordoostzijde
Boskant
Madonna
kadasterperceel B195
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1827 (hout) / 1837-1839 (steen)
- Verdwenen
- 1836 - 29 nov., storm / 1914 - 21 okt., oorlog
- Type
- Staakmolen, later stenen stellingmolen
- Functie
- Korenmolen, later ook oliemolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 4075
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Roobaardmolen (Roobaertmolen), Poortersmolen (Molen Depoorter) of de Veldhoekmolen was aanvankelijk een staakmolen en later een stenen stellingmolen, gelegen aan de noordoostzijde van de Galgestraat (nr. 41), op de Veldhoek (Boskant), gehucht Madonna.
De oorspronkelijke staakmolen werd gebouwd voor 1827 door molenmaker Jacobus Decadt met zijn helpers Jacobus Crombez en Leonard-Carolus Vandamme. Er bleef een prijsschatting van kort na 1830 bewaard waarbij de molen geschat werd op 4731 Belgische frank. Het zou de laatste staakmolen geweest zijn die deze molenbouwer gemaakt heeft. De staakmolen werd het laatst vermeld bij een verkoop van 19 maart 1836.
Nadat de staakmolen op 29 november 1836 omwaaide, werd hij daarop vervangen door een stenen stellingmolen, de zogenaamde Roobaardmolen. Volgens de overlevering is de naam afkomstig van de bouwers met een rosse baard. De stenen werden uit Nieuwpoort gehaald langs erbarmelijke wegen. De eigenaar was Carolus Donche-Hubrechts. De nieuwe molen geraakte klaar in 1839 en was tweedienstig: graanmalen en oliestampen. De kuip mat 22 meter hoogte en de middellijn van het gelijkvloers telde nagenoeg 10 meter.
We zien de molen aangeduid op:
- Atlas der Buurtwegen (ca. 1844)
- Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) met de benaming "Kobaert Molen" (!)
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855)
De eerste die met de nieuwe stenen molen maalde was Filip Logier, getrouwd met een dochter van Carolus Donche, afkomstig uit Ieper en molenaar op de voorgaande houten molen. Logier werd handelaar in Boezinge.
Bij de eigendomsoverdracht van 16 oktober 1854 staat aangegeven hoeveel den windmolen met erf, stallingen en bakhuis kostte in 1854: 5058 frank (= 125,38 euro). Helemaal onderaan staat, schuin geschreven, een vermenigvuldiging. De koopakte vermeldt Petrus Depoortere uit Passendale die getrouwd was met de andere dochter Regina Donche. Hij werd eigenaar na het uitbetalen van zijn deel aan zijn schoonbroer. Twee van hun zonen, August en Henri Depoortere, werden hun opvolger. August bleef ongehuwd en stierf op 18 april 1907. Twee dagen nadien overleed Henri (beiden aan een longontsteking). Henri was gehuwd met Romanie Vanlerberge uit Staden die de molen in stand hield tot aan zijn vernieling in 1914.
Op woensdag 21 oktober 1914 rond de middag werd de molen gedynamiteerd door het Franse leger. Het Franse leger moest zich terugtrekken voor de oprukkende Duitse troepen. In oktober 1914 was Romanie ("Romme") Depoorter-Vanlerberghe alles kwijt: boerderij, molen, huizen, dieren...
Na de oorlog volgde de moeizame heropbouw van de streek en had je ook recht op "oorlogsschade". De weduwe van Henri Depoorter diende bij de gemeente Langemark in 1921 een beschrijving ten behoeve van de schadeloosstelling in. Dat stuk (33 cm x 20,8 cm) is nog bewaard in privé-bezit. Verder lees je de kosten en de beschrijving van de bouw voor de inrichting van de mechanische maalderij met een stoommachine. Het was eveneens een contract tussen twee weduwen. De som op dit blad alleen was 45.856 Belgische frank.
Er is een beschrijving voor de heropbouw van de graanzolder, schuur, aardappelkelder, wagenhuis, kachtelkoten (kachtel=veulen), magazijn voor landbouwvetten (=meststoffen), bakkerij en varkensstallen. Het oorspronkelijk gebouw dateerde uit 1898, maar dat gebouw was veel groter. Op het tweede blad heb je bijzonderheden over de bouw zoals vensters, pannen, steen- of bornput (=grondwaterput), beerput (=aalput), bouw van het alaamkot (alaam=werktuigen).
Dan volgt het belangrijkste stuk: de heropbouw van de stenen windmolen. De inhoud van deze tekst is de moeite waard en zou men nu nog kunnen gebruiken om een molen te bouwen. In deze tekst komen diverse (molen)termen voor: dilt (=zolder), duimberd (=diktemaat hout), voorslaglade, wegge, koekzakken (= zak om het overschot van geperst lijnzaad in op te bergen, diende als veevoeder voor koeien, het was een rijke bron van eiwit, blinkende vacht en verhoging van de bronst), regulateur, roerders, bulten (= gemalen tarwe met een speciale steen om de zemelen niet te verpulveren en uit te zeven in de "bultoire", dan heb je zemelen, meel of bloem en kortmeel voor bruin brood), poulies (= aandrijfwielen), riemen (van de mechanische molen) en basculen (= weegschalen).
Verder ook: "dikke, ijzeren keten om te molen te winden" (= ijzeren kruiketting, winden = kruien, de molenkap naar de wind richten), "peer" (onderspil van het molensteenkoppel) een "hoet in ijzer", "pestels" (= moleneinden, deel van de wieken), een "stalen roede", "bonekraker" (= brekenvan bonen om het verteerbaar te maken voor de dieren, bevat 25% eiwitten), "pestels" (houten molenroeden), "engrenage" (= aandrijving, met tandwielen of poulies). Uit de beschrijving kan men afleiden dat de molen drie soorten maalstenen bevatte
Het bestek gaat hier verder met beschrijving van de vernielde woonhuizen. Spijtig genoeg staan er geen huisnummers bij. Op het eerste blad onderaan staan twee huizen, vermoedelijk de huidige nummers 88 en 90 in de Gistelhofstraat. Een "onderlat" is een afdak. Op het tweede blad staat de schade aan het land en de achtergelaten goederen te beginnen met de dieren. Op de tweede bladzijde staan twee aaneen gebouwde woonhuizen uit "plak en stak" zonder vloer. In de grond werden zware palen gegraven, daartussen werden soepele, jonge wilgentakken gevlochten. Alles werd dan besmeerd met slijk dat langzaam droogde tot een muur. Om die muur een kleurtje te geven werd water met koemest gebruikt. Later werd dit vervangen door het gezondere kalkwitsel zowel binnen als buiten. Daarna kwam een dak uit stro (hie) of riet dat ver over de muren ging omdat het opspattende regenwater de muren niet terug zou veranderen in slijk. Deze huisjes hadden alleen een stenen haard met schouw. Soms was er een stenen muur aan de westkant (=regenkant). Deze huisjes waren vochtig en dikwijls ongezond. Voor arme mensen was het een vlugge en goedkope manier van bouwen met gratis materiaal uit de natuur. Als je bij zonsopgang begon te bouwen en het stond onder dak bij zonsondergang moest je aan de kust geen taksen betalen.
In de beschrijving van het molenaarshuis wordt o.a. de "voute" beschreven. Een "voute" is een verhoogde slaapkamer met houten vloer gebouwd boven een niet al te diepe kelder(anders water, de moderne middelen bestonden toen nog niet). In deze droge kelder werd het eten bewaard (gerookte hespen, gezouten vlees, gedroogde erwten en bonen) en soms ook het verstopte geld! Daar de eigenaars er boven sliepen, was de kans groot dat ze de dieven hoorden. Daarna volgt een verdere beschrijving, gemakkelijk te lezen. Bij de boerderij hoorden ook verpachte woonhuizen waarover je kan lezen op de tweede bladzijde. De huurprijs bedroeg naar huidige waarde een zestal euro per maand. Spijtig genoeg staan er geen huisnummers bij. Het gaat wel over de Galgestraat tussen de Klerkenstraat en de Mangelarestraat.
De lijst gaat hier verder: kleren en huisgerief (waaronder een revolver), juwelen die begraven werden onder de bijkorven en niet teruggevonden werden en de prijzie (ij wordt uitgesproken als ie, ook "de zulle" of in het Frans "le chapeau", dit is de vergoeding voor de werken gedaan door de uitbater). De totale prijs voor dit alles is 188993 Belgische frank. Een gewone boerenknecht verdiende toen 1 frank per dag voor negen uur werk.
Het verlies bedroeg niet alleen huizen, boerderij en molen, maar ook dieren, gewassen, gerief en boomgaarden. Met een waar engelengeduld, veel tijd en een enorm geheugen moeten deze lijsten opgemaakt zijn. Zoals gewoonlijk staat de prijs ernaast in Belgische frank.
Bij de bewaarde beschrijvingen en bestekken behoren uitleggende lijsten voor de oorlogsschade en het kadastraal liggingsplan, dit alles ingediend bij de gemeente Langemark, Dit stuk toont de toestand in 1914 van de boerderij van De Poorter-Vanlerberghe. Op dat kadastraal liggingsplan.zijn in nummer 5 van de molen nog de vier teerlingen aangeduid van de allereerste staakmolen. Zelfs vandaag zijn ze er nog.
De mechanische maalderij werd eerst aangedreven door een stoommachine (vandaar de hoge schoorsteen) en later door een armgasmotor (gaspover). Nog later met een elektrische motor. Omstreeks 1939 werd de maalderij verkocht aan een Poperingenaar die ook een wasserij had. Hector Verleye was de nieuwe pachter en werd opgevolgd door zijn zoon Raymond. Ondertussen had hij de maalderij aangekocht. Rond 1965 viel die stil omdat de landbouwers kant en klare voeders kochten. De schoorsteen werd laag per laag afgebroken en terug opgebouwd voor de wasserij Sneeuwvlokje in de Statiestraat te Langemark, waar hij nog altijd staat.
Interieur van de mechanische maalderij:
- meeneemriem met bakjes die de gemaalde tarwe meenam naar de "bultoore" om de bloem van de zemelen en nameel (krong) te scheiden.
- graanzolder (tien op vijftien meter). De dikke koord links ging vroeger door de zoldering naar het gelijkvloers. Vandaar kon men de valbrug neerlaten door aan het touw te trekken. De gemalen zakken meel liet men dan glijden op de boerenkar. De boer hield ze tegen en gaf ze dan een plaats op de kar.
Er waren ook "keuterboertjes van een postje" (= kleine boerderij van ongeveer één hectare) die hun graanzak van 50 kg tussen de frame van hun fiets (soms zonder banden) staken en zo naar de molen brachten.
Rond 1985 vertrok Raymond Verleye, de laatste molenaar, uit de maalderij. Hij had zijn vader Hector opgevolgd die de maalderij gekocht had in 1939 van de toenmalige Poperingse eigenaar Leon Depoortere. Deze week uit naar Frankrijk om zijn geluk in de landbouw te zoeken in Pierre Pont sur Avre, Montdidier. In 1989 kochten de broers De Kervel de maalderij terug.
Het gebouw bestaat nog, maar is aan een onderhoudsbeurt toe. Op de leuning van de trap ligt een plaat.
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Donse Karel, molenaar te Langemark
- 22.07.1853, verkoop: Depoorter-Donse Pieter, landbouwer te Langemark (notaris Comyn)
- 12.05.1877, erfenis: en de kinderen (ovelrijdenv an vrouw Donse)
- 15.03.1883, erfenis: de kinderen: a) Depoorter Leonard, zonder berope te Langemark, b) Depoorter Henri, molenaar te Langemark en c) Depoorter Auguste, landbouwer te Langemark (overlijden van Pieter Depoorter)
- 22.03.1891, erfenis: a) Depoorter August, landbouwer te Langemark en b) Depoorter-Vanlerberghe Henri, molenaar te Langemark (overlijden van Leonard Depoorter)
- 18.07.1907, erfenis: Depoorter-Vanlerberghe Henri (overlijden van August Depoorter).
- 20.07.1907, erfenis: Depoorter-Vanlerberghe Henri, de weduwe (Romanie "Romme" Vanlerberghe) en de kinderen (overlijden van Henri Depoorter)
Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven
Prijsschatting van de staakmolen door molenbouwer Jacobus De Cadt, kort na 1830 (privaat bezit, weergave in: westhoekverbeeldt.be)
Verkoop van 16 oktober 1854 (privaat bezit, weergave in: westhoekverbeeldt.be)
Beschrijvingen van de oorlogsschade en bestekken voor de opbouw van een mechanische maalderij, vergezeld van plannen, ingediend door de weduwe van Henri Depoorter bij de gemeente Langemark, 1921 (privaat bezit, weergave in: westhoekverbeeldt.be)
Getuigenissen
Camiel Vandevoorde, Langemark
Werken
John Verpaalen, artikel in: Levende Molens, nr 12, 22 juni 1979.
Michel Gheeraert, "Langemark, Poelkapelle, Bikschote, St.-Juliaan, Madonna in oude prentkaarten (anno 1900-1916)", Langemark-Poelkapelle.
"Langemark-Poelkapelle graag gezien", De Klaproos, Koksijde, 2004.
John Verpaalen, "Molens van de frontstreek", Koksijde, De Klaproos, 1995, p. 90-93;
Roland Annoot, "De molens in het Westland", Ieper, 1950;
J. Maes, "De Roobaard en andere molens te Langemark (Vlaamse windmolens, 131)", in: De Belgische Molenaar en Levende Molens, jg. 74 (1979), nr. 12 (22 juni), p. 155-1157, ill.;
J. Maes, "Nog over Langemarkse molens en de pijpegale (Vlaamse windmolens, 132)", in: De Belgische Molenaar en Levende Molens, jg. 74 (1979), nr. 17 (7 september), p. 217-218, ill.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 4. Gemeenten K-L", Kinrooi, 1997.