Merendree (Deinze), Vlaanderen, Oost-Vlaanderen
- Naam
- Dorpsmolen, Molen Verplaetse
- Ligging
Molenkouterslag 1
9850 Merendree (Deinze)
hoek met Hansbekestraat
bij de brug over het Schipdonkkanaal
kadasterperceel A 894
Vlaanderen - Oost-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1376 / 1586, herbouw / 1785, herbouw
- Verdwenen
- 1581 - dec., oorlog / voor 1774, brand / 1914, oorlog
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 4252
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Dorpsmolen of molen Verplaetse (naar de molenaars) was een houten korenwindmolen aan de westzijde van de Molenkouterslag (nr. 1), op de hoek met de Hansbekestraat, bij de brug over het Schipdonkkanaal ("Merendreebrugghe").
Deze staakmolen van de heer van Vinderhoute met aanpalende korenrosmolen was de oudste molen van Merendree.
Mogelijk verwijst de toponymische melding "de molenpoel" uit 1376 al naar de molen. Anderzijds verwijst "molenpoel" eerder naar een watermolen. Veel zekerder is de vermelding "voor den muelenwal" van 1427.
Hij werd al vermeld in een ordonnantie van 15 maart 1438 vóór Pasen, uitgeschreven door de schepenen van de stad Gent over het onderhoud van de Kale. Hierna volgt de tekst (kopie uit de 17de eeuw): "Te weten d'eene caelene commende van Hamme ter vaert, streckende te Lovendeghem d'eene tot Vinderhaute bij den Brugghe ende d'andere caelene commende van Landeghem den Dame, streckende te Meerendre der Brugghe tot inde Lieve bij foetijn moeijen, ende oock de cruus caelene die licht tusschen beede desen voorseijden caelene commende bij der meulen te Meerendree ende met de caelnekene dat compt aenden hove te Hansbeke streckende tot inden prochie van Meerendre ende alhier commende inde groote caelene die compt van Hamme."
Ook deze molen werd vernield tijdens de godsdiensttroebelen, wellicht toen de opstandelingen eind december 1581 Merendree in brand staken.
Jacob van Doorsele en Willem Brackman (zoon van Jan) richtte op 18 juli 1586 een aanvraag tot Jonkheer Franchois Wouters, heer van Vinderhoute, om op de wijk Poeke op "den Muelenbeerch" een windmolen op te richten. Het akkoord tussen beide partijen werd voor een termijn van 18 jaar afgesloten. De jaarlijkse cijnspacht van de molenberg werd vastgesteld op 10 pond groten en dit vanaf 1 september 1586. De pacht werd per kwartaal vereffend, in schijven van 2 pond 10 schellingen groten. De eerste betaling zou op 1 december 1586 geschieden. Ook vielen alle herstellingen aan de molen ten laste van de huurders. Verder werd overeengekomen dat de Heer van Vinderhoute de mogelijkheid had na afloop van de huurovereenkomst de molen te aanvaarden bij prisie (schatting). Dan konden Jacob en Willem de eventuele herstellingswerken aan de molen uitgevoerd, in rekening brengen bij de Heer van Vinderhoute. Indien de molen echter afghebrant wierde vanden viant ofte deur orloghe zullen de huurders vrijstelling genieten van elke vorm van pacht tot datter eene andere meuelene zal ghestelt ende gherecht wesen.
Na het eindigen van de 18-jarige huurovereenkomst richtte Susanna Goethals weduwe van Franchois Goethals en Joos Goethals voogd van de wezen van Franchois een verzoekschrift aan de Heer van Vinderhoute waarin ze de toelating vroegen om de cijnspacht van de rosmolen te verlengen. Op 3 maart 1605 heeft Jonkheer Franchois Wouters "den cheyns ende pacht van de rosmeulen gheprolongueert (verlengd) ende ghecontinueert" (doen voortduren) voor een periode van 4 jaar en dit op basis van vorig akkoord. Hieruit kunnen we vaststellen dat de bouwers van de molen, Jacob en Willem, heel waarschijnlijk de huurovereenkomst van de molenberg overlieten aan Franchois Goethals en dat dezelfde Franchois de molen in prisie aanvaardde. Na het verstrijken van de laatste huurovereenkomst aanvaardde Jor Wouters de molen, die hem in 1610 terug verhuurde.
Christiaen van Ooteghem en zijn zoon Pieter verklaarden op 9 oktober 1610 "in loyalen pachte ghenomen thebbene van mijn voorn( oemde) Heere de cooren wintmuelene mette peerd en muelene weesende vrije maelderije" en dit voor een termijn van zes jaar beginnende op 1 september 1610. De jaarlijkse huur werd verhoogd tot 33 pond 6 schellingen 8 groten, hetzij 8 pond 6 schellingen 9 groten per kwartaal. De eerste betaling zou op 1 december 1610 moeten vereffend worden.
De huurovereenkomst:
- Indien de huurders hun huur niet op tijd betaalden, had de Heer van Vinderhoute de mogelijkheid het huurcontract te verbreken en de molen opnieuw te verhuren vooraleer de overeengekomen termijn verstreken was.
- De huurders moesten de molen met de paardemolen op eigen kosten onderhouden.
- Als de molengheruineert ofte ghedestrueert (vernield) wierde bij grooten onwedere ende onredelicken storme van winde, blixeme ofte dondere zullen de herstellingen gebeuren voor rekening van de Heer van Vinderhoute. Doch indien de schade veroorzaakt werd door neggligentie ofte toedoen van hemlieden pachters zullen ze de schade zelf moeten vergoeden.
De huurders zijn verplicht gratis graan te malen voor de laten (horige, halfvrije die onroerend goed in gebruik heeft) van de Heer van Vinderhoute. De anderen zullen een vergoeding betalen ten zesthienste rate (evenredig deel) en niet daer ondere. voor huerl(ieden) loon up de boete daer toe staende...
- De huurders kunnen geen schadevergoeding eisen als de laten van de Heer van Vinderhoute wonende in de parochie van Landegem te muelen niet en quamen.
- Tenslotte moet de molenaar steeds in het bezit zijn van drije mudde multers (9) om in tijden van windeloosheyt mijns heeren voorn( oemde) laten van meel te kunnen bedienen indien ze het wensten (10).
Huurders van de molen van de Heer van Vinderhoute:
1. 1586: Jacob van Doorese1e en Willem Brackman
2. later: Franchois Goethals
3. 1605: Susanna Goethals weduwe van Franchois Goethals
4. 1610 : Christiaen van Ooteghem en zijn zoon Pieter
5. 1669: De vader van Guillaeme Goethals
6. 1680: Pieter de Witte
7. 1742: Pieter Seghers fs Jan
8. 1745: Adriaen Acke
9. 1750: Jan Baptiste Vermeire fs Martinus
10. 1773: nog steeds Jan Baptiste Vermeire.
De heerlijkheid van Merendree werd in leen gehouden van de graven van Vlaanderen en hun nakomelingen, de heren van Dendermonde door de familie van Gavere. Merendree kwam voor het einde van de 13de eeuw in het bezit van de heren van Gavere. Zij hadden reeds Vinderhoute in leen zodat Vinderhoute en Merendree in één heerlijkheid verenigd werden. Tot de heerlijkheid Vinderhoute behoorden meer den 80 achterlenen. Op de plaats van het oudheerlijke kasteel van Merendree z.g. "'s Geerolfswal" of "meierswal", werd ca. 1764 de huidige pastorie gebouwd.
Pachter-molenaar sinds 1750 was Jan Baptist Vermeire (Zomergem 1727 - Merendree 1806), gehuwd met Joanna De Neve (Merendree, ca. 1730-1809). Hij geraakte in onmin met de eigenaar en bouwde voor 1812 zelf een windmolen aan de Lostraat op de Oostergemkouter te Nevele (zie onder Nevele, Molen Vermeire).
De Dorpsmolen brandde kort voor 1774 volledig af. Op een figuratieve kaart van de Gentse landmeter Adriaen François Benthuijs uit 1774 zien we enkel een molenberg met vier teerlingen getekend, met de tekst: de meulenbergh met sijne op ende afrede competerende de Heere van Vinderhoute (Rijksarchief Gent, Kaarten en plannen, nr. 1927).
Opdrachtgever voor de heropbouw was graaf Jean François Joseph Florentin de Carnin et Staden, baron van Slijpe en Maele, ridder van Roosebeke (= Westrozebeke) enz. Na zijn huwelijk in 1744 met Caroline Jeanne Le Poyvre werd hij o.m. ook de heer van Vinderhoute en Merendree. Hij overleed in zijn kasteel te Staden op 5 oktober 1788.
Voor de heroprichting liet de heer van Merendree de volgende advertentie plaatsen in de "Gazette van Gend" van 13 december 1784: "Men laet weten van wegen den Edelen Heer Graeve de Carnin en Staden, Baron van Slyps en Maele, Ridder-Heer van Roozebeke, Heer der Prochien ende Heerlykheden van Vinderhaute, Meerendré, Belzeele &a. &a., dat hy op donderdag den 23. December 1784., ten een ure naer middag, in het Wethuys bin het zelve Meerendré, openbaerlyk aen de minstbiedende zal aenbesteden het herbouwen van eenen nieuwen Koorn-Wind-Molen tot het gezeyd Meerendré, benevens de leveringe van al het Hout en de voordere Materiaelen, daer toe noodig zynde, op de Conditien, alsdan voor te houden."
In 1784 werd een bestek opgemaakt voor de heroprichting. Daarin wordt melding gemaakt van deze brand. Het document, met vele technische molentermen, wordt bewaard in privaat bezit (L.G.) te Astene (Deinze).
Het bestek werd opgesteld door de bekende Gentse molenmaker Sebastiaen Frans Vispoel. Bij het bestek behoorden ook een bouwplan (modelle) en een tabel van het metsel- en timmerwerk, maar die zijn blijkbaar verloren gegaan. De molen moest klaar zijn (bekwaem om graen in meel te maelen) tegen 1 mei 1785 (zie de uitgave in bijlage).
De molen bleef in het Ancien Regime steeds adellijk bezit (de Lichtervelde, Desmanières de Wault).
Op 6, 13 en 21 prairial (1801) worden in het Huys der Commune te Merendree, bewoond door Jacobus Bailleul, publiek verkocht: een schone korenwindmolen, rosmolen en bloempelderij, benevens een woonhuis met 580 roeden medegaand erf, gestaan en gelegen binnen Merendree, “bij tacite reconductie” (= stilzwijgende overeenkomst) gebruikt door Charles van Compostelle. Inlichtingen ten huize van G. Deys, ontvanger, wonende rechtover het Schemynkel te Brugge, en bij ex-griffier Jacques Impens te Lovendegem.
Openbare verpachting voor een termijn van drie, zes of meer jaren, op 7 floréal a.s. in het Huys der Commune te Merendree bij burger Baillieul, van een schone korenwindmolen (vroeger bannaal geweest), met rosmolen en bloempelderij, benevens woonhuis enz. Het geheel is, met boomgaard, lochting en land, in totaal 580 roeden groot; van ouds was het genaamd “het ’s Weirelds Plaisier”, gestaan en gelegen in Merendree, nu gebruikt door Charles van Compostelle nog tot 30 april a.s. Inlichtingen bij de ontvanger van de heer van Heurne, of bij burger Deys, of bij de ex-griffier van Lovendegem, m.n. Jacques Impens. (Gazette van Gent, nr. 845 van 23 april 1802, of 2 floréal jaar X)
Kadastrale beschrijving uit het proces-verbal van afpaling van de gemeente Merendree in 1812:
"L'expert n'a fait qu'une seule classe des moulins. Il n'a pu se procurer les baux, mais d'après les renseignements qu'il s'est procurés sur la valeur locative ordinaire de ces usines, il estime que leur produit brut est de 360 francs. Duquel déduisant 1/3 pour les réparations, le revenu net se trouve fixé à 240 francs".
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: de Lichtervelde-van Heurne François Marie Joseph Ghislain, graaf te Gent
- later, erfenis: de erfgenamen (waaronder de Lichtervelde August Joseph Aybert Ghislain) (na het overlijden van de echtelieden)
- 14.09.1864, deling: de Lichtervelde August Marie Ghisleen, eigenaar te Eke (notaris Lamme)
- 23.04.1868, verkoop: Verplaetse-De Reu Bruno, molenaar te Merendree (notaris Van Assche)
- later, erfenis: de weduwe De Reu (overlijden van Bruno Verplaetse)
- 30.01.1884, verkoop: de Lichtervelde Jules Charles Ghislain, eigenaar te Gent (notaris Van Hove)
- 23.02.1901, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Jules de Lichtervelde)
- 18.08.1902, deling: a) Desmanières de Wault Eduard François Noël, burgemeester te Eke, b) Desmanières de Wault Marie Caroline, eigenares te Eke en c) Desmanières de Wault Jules, eigenaar te Eke (notaris Strobbe)
- 20.02.1913, erfenis: a) Desmanières de Wault Eduard François Noël, burgemeester te Eke en b) Desmanières de Wault Jules, eigenaar te Eke (overlijden van Marie Caroline Desmanières de Wault )
- 06.06.1913, erfenis: Desmanières de Wault Eduard Francis Noël, zonder beroep te Eke (overlijden van Jules Desmanières de Wault).
In de 19de eeuw werd de dorpsmolen van de heer gepacht door opeenvolgende molenaars Verstraete, vandaar ook de benaming Verstraetemolen.
De molen werd in 1914 in brand geschoten en werd niet meer heropgebouwd.
Luc NEYT & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven
Stadsarchief Gent, 330/6, 52v (vermelding uit 1376)
Stadsarchief Gent, 301/29, f) 124v (vermelding uit 1427)
Stadsarchief Tielt, Oud Archief, nr. 279 (kopie, 17de eeuw)(vermelding 1438)
Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 27.054. (Schepenen van Lovendegem). Adriaen Acke (Lovendegem) contra Jan-Baptist Vermeire, molenaar te Merendree, successie, 1767
Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 27.288 (Ferdinand Joseph Fidelis Coolman (Gent) contra Jan-Baptist Vermeire, molenaar te Merendree, over eigendom van goederen te Merendree, 1773-1783 (2 pakken)
Rijksarchief Gent, "Heerlijkheid Merendree", reg. 65, f° 79v° (overeenkomst 1586, met randnota van 1605), f° 80.
Rijksarchief Gent, "Heerlijkheid Merendree", reg. 105, f° 99 v. (huurovereenkomst 1610)
Rijksarchief Gent, "Heerlijkheid Vinderhaute - Merendree, Belseie", bundel 175 (verhuring 1669)
Rijksarchief Gent, "Heerlijkheid Merendree", reg. 185, f° 87 v. en reg. 188, f° 30 (verhuring 1750)
Rijksarchief Gent, "Kaarten en plannen", 1927 (figuratieve kaart, 1774)
Uitgegeven bronnen
"Gazette van Gend", ma. 13.12.1784, p. 9, kol. 2 ("Tweede Byvoegsel").
"Gazette van Gend", 14 en 18 mei, 1, 4, 22 en 25 juni 1801, of 24 en 28 floréal, 12 en 15 floréal, 3 en 6 messidor jaar IX (verkoopsadvertentie)
"Gazette van Gend", nr. 845 van 23 april 1802, of 2 floréal jaar X (verpachting)
Werken
Vanhee, D. & Hoorne, J., "Een volmiddeleeuwse hoeve met explosieve verrassing in de Molenkouterslag (O.-Vl.)", Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium. Jaarverslag van de Provincie Oost-Vlaanderen 2005, 2006, p. 180-181.
De Potter F. & Broeckaert J., "Geschiedenis van de gemeenten der provinicie Oost-Vlaanderen", reek I, dl. 5, Gent, 1864-1870.
De Ruyck L., Moelaert R., Ryserhove A., De kerkdorpen Merendree en Hansbeke heemkundig bekeken, s.l., 1979.
Goeminne Luc, Bestek van een nieuwe staakmolen te Merendree in 1784, in: Appeltjes van het Meetjesland, LXII, 2011, p. 227-234.
Goeminne Luc, "Aanbesteding voor de staakmolen te Merendree (1784)", Molenecho's, XL, 2012, 2, p. 74-80 (= aangevulde en verbeterde versie van de studie in Appeltjes van het Meetjesland)
Luc Neyt, De drie windmolens van Merendree, in: Het Land van Nevele, XV, 1984, nr. 1, p. 22-34.
Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Tweede aflevering. De arrondissementen Eeklo en Gent, in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XV, 1961, 2 (Gent, 1962), p. 129.
Herman Holemans, Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 5. Gemeenten M-N, Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2004, p. 59-60.
Achiel De Vos, "De middeleeuwse loop van de Durme en haar bijrivier de Poeke" in Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, nieuwe reeks, deel XII, 1958, p. 4.
Mailberichten
Jan Luysschaert, 03.06.2025 (signalement van de oudste toponymische vermeldingen)