Jabbeke, Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Molen Rommel
- Ligging
Stationsstraat 18
8490 Jabbeke
oostzijde
200 m N v.d. kerk
kadasterperceel B547
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1799, overgebracht uit Jabbeke-Varsenareweg / 1848, verbouwd
- Verdwenen
- 1910 - eerste halfjaar, overgebracht naar Bredene
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet
- Database nummer
- 4526
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Kleine Molen was een houten korenwindmolen, type driezolder-staakmolen,aan de oostzijde van de Stationsstraat nr. 18, achter de vroegere smidse van De Pauw, op 200 meter ten noorden van de kerk van Jabbeke.
De staakmolen werd in 1799 overgebracht uit de Varsenareweg (vroegere Zandstraat) te Jabbeke. Dit gebeurde op initiatief van eigenaar Hiëronymus Mestdag, die de Oostmolen zonder het perceel had gekocht van baron Jan-Frans Triest. De Oostmolen werd opgesteld op een stuk grond die Hiëronuymus pachtte van het Sint-Jacobsgasthuis te Jabbeke. Het nieuwe molenperceel raakte ten noorden aan een kleine beek, die daarom Meulebeeksken genoemd werd. Ten westen paalde de molenplaats aan de Stationsstraat. De molen stond een tiental meter noordwaarts van de villa van veearts Paul Lippens (vroegere woning van de familie Rommel).
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Mestdagh Franciscus, de kinderen (kinderen: a) Mestdagh-Pottier Joseph, molenaar te Jabbeke; b) Mestdagh Marie-Thérèse, weduwe Vandesande en Coudeville, landbouwster te Jabbeke)
- 11.11.1835, ruil: Mestdagh-Pottier Joseph (notaris Hatse)
- 18.08.1855, erfenis: Mestdagh Marie-Thérèse (overlijden van Joseph Mestdagh)
- 12.12.1878, erfenis: Pottier Isabella, molenarin te Jabbeke (overlijden van Marie-Thérèse Mestdagh)
- 26.05.1883, verkoop: Rommel-De Meulenaere Eduard, molenaar te Jabbeke (notaris Van Sieleghem).
Voor 1834 was de eigendom over op de kinderen Joseph en Marie-Thérèse. Joseph Mestdagh werd de nieuwe molenaar. Hij vond een vrouw uit "dezelfde stand" en huwde met Isabella Pottier, kleindochter van Joannes Pottier die zelf molenaar op de Westmolen was geweest.
Burgemeester Louis Bouten richtte op 8 januari 1840 een schrijven naar de Watering van Blankenberge om toelating te bekomen voor het bouwen van een watermolen langsheen de Jabbeke. Windmoleneigenaar Joseph Mestdagh deed die vraag ook: "‘strekkende om te mogen plaetsen op zyn eygendom... eenen watermolen, meest bestemd tot het malen van granen in windloosheyd...’(Rijksarchief Brugge, Wateringen van Blankenberge nr. 483). Hij had om die reden een stuk gekocht aan de overkant, op het kadasterperceel sectie A nr. 1000, tussen de Stationsstraat en de Jabbeke, aan de oostelijke oever van de Jabbeke, in de achtertuin van Robert Vanwynsberghe, op een 200 meter westwaarts van zijn windmolen. De secretaris van de Watering, Joseph Jonckheere, kwam persoonlijk de zaak beoordelen. Hij was er echter niet voor te vinden. Hij vreesde dat de Watering moeilijkheden zou worden aangedaan en dat - in een streek met onvoldoende verval - de afwatering zou belemmerd worden. Het proces-verbaal van het onderzoek "de commodo et incnommodo", door schepen Bernard Ketels opgemaakt, citeert deze strenge eisen van de Wateringen van Blankenberge. Mestdagh zag dan maar af van de bouw van zijn watermolen.
Joseph Mestdagh liet in 1848 een derde zolder aan de twee bestaande toevoegen. De steenbalk bleef behouden. Daardoor groeide de molen enkel maar in de hoogte, niet in de breedte, wat de molen het eigenaardig uitzicht gaf wat te smal te zijn. Nu was de Oostmolen de grootste van de streek en voortaan spraken de dorpeling van de Grote molen langs de Stationsstraat. De Westmolen daarentegen, die eeuwenlang als de Grote molen gekend was, moest nu als Kleine molen verder gaan...
Joseph Mestdagh overleed in 1855 op 78-jarige leeftijd. Zijn veel jongere weduwe nam Michel Tempelaere uit Jabbeke als knecht in dienst.
Rond 1860 verpachtte de weduwe Mestdagh haar molen aan het jonge echtpaar Joseph De Loof-Ludovica Verbrugghe. Het gezin kreeg als kinderen: Louise, Camiel, Lucien, Hypoliet en Renilde. Tegen 1879 was de molen bemand door Hypoliet Rommel en zijn vrouw Amelia Strubbe. De eigenares van de molen, Isabella Pottier, stierf in 1882 op 82-jarige leeftijd. Bij uiterste wilsbeschikking had zij de molen en de grond waarop hij stond overgemaakt aan haar familielid Louis Pottier, landbouwer te Bekegem. Louis Pottier bracht de Oostmolen in openbare verkoping op 26 mei 1883. Alhoewel Hypoliet Rommel de molen in pacht had en ook bemaalde, kocht niet hij de molen aan, maar wel zijn jongere broer Eduard Rommel uit Eernegem. Hypoliet zelf trok naar de Stuivenbergmolen te Zerkegem.
Eduard Rommel en zijn vrouw Sidonie De Meulenaere betrokken hierop het molenerf in de Stationsstraat. Ze kregen twee zonen en twee dochters. Hun oudste zoon Florent (°1883) werd molenaar. In 1910 stapte hij over naar een bierbrouwerij die een betere verdienste gaf.
Livinus Hollevoet uit Bredene kocht begin 1910 de molen zonder het perceel aan. Hij liet de molen in het eerste halfjaar van 1910 slopen en overbrengen naar Bredene door molenbouwer Lievens uit Zwevezele (volgens de ene bron) of door molenbouwer August Peel uit Gistel (volgens een andere bron).
Op het vroegere molenerf werd in 1910 een nog bestaand burgerhuis (met wit-groen gelazuurde tegels voor de rollagen van de vensteropeningen) gebouwd.
Zie ook:
Jabbeke, Grote Molen
Bredene, Molen Hollevoet
André VAN EENOO, R. HENNEMAN, Herman HOLEMANS & Lieven DENEWET
Literatuur
Archieven
Rijksarchief Brugge, Wateringen van Blankenberge nr. 483. Dossier over het bouwen van een watermolen te Jabbeke (1840).
Gemeentelijk Archief Jabbeke, Landkaart van Jabbeke, 1829.
Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen Jabbeke, 1910/3.
Werken
André Van Eenoo, "Jabbeke. Histories en legenden", deel 1, Jabbeke, s.d., p. 70.
André Van Eenoo, "Jabbeke. Historie en legende. Deel 3", Jabbeke, p. 237-239.
R. Henneman, "Windmolens te Jabbeke", in: Biekorf, LVIII, 1957, p. 368-370.
W. Roels, "De windmolens te Jabbeke", in: Molenecho's, II, 1974, 10, p. 75-76, 79.
"Molens te Jabbeke", in: De Westvlaming, LV, 1962, nr. 10.
E. Hooft m.m.v. B. Boone, G. Callaert, V. De Bodt, P. Santy, "Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Jabbeke, Deelgemeenten Snellegem, Stalhille, Varsenare en Zerkegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL35, 2007.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel III. Gemeenten H-J", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1995.
Herman Dekeyser, "Tweemaal verplaatste molens II", Ons Heem, XXII, 1968, 5-6, p. 234.