Molenzorg
navigatie Liezele (Puurs-Sint-Amands), Antwerpen
Foto van Schemelbertmolen<br />Watermolen van Liezele, Liezele (Puurs-Sint-Amands), Foto: Tijl Vereenooghe, Mechelen | Database Belgische molens © Foto: Tijl Vereenooghe, Mechelen

Schemelbertmolen
Watermolen van Liezele
Wolfstraat 1
2870 Liezele (Puurs-Sint-Amands)
op de Molenbeek
kadasterperceel B114
51.056667, 4.287398 (Google Maps)
Peter Lemmens-De Keersmaecker
1636 / ca. 1820 / 1835 / 1922
Turbine watermolen
Korenmolen
Molen en woonhuis in elkaars verlengde
Girard-turbine
Twee steenkoppels, haverpletter, koekenbreker, graankuiser, dieselmotor (als hulpmotor)
Maalvaardig
M: monument, DSG: dorps- en stadsgezicht,
01.09.1994 - 29.05.1995 (L: landschap)
Peter Lemmens-De Keersmaecker
Op molen- en monumentendagen en op afspraak, tel. 03.8890060 (P. Lemmens)
50049 (allemolens.nl)

Beschrijving / geschiedenis

De Schemelbertmolen is een graanwatermolen met turbine op de Molenbeek, in de Wolfstraat 1. De molen werd genoemd naar het tegenoverliggende domein Schemelbert, een voormalig waterkasteel. De Molenbeek, waarop meerdere watermolens draaiden, ontspringt in Brussegem en mondt tussen de Grote- en de Kleine Amer in Puurs uit in de Vliet.

De watermolen werd in 1636 gebouwd. De Rekenkamer van Brabant verleende op 13 februari 1636 een octrooi aan Ferdinand jonker Le Cocq, heer van la Motte en van Liezele, voor de oprichting. In hetzelfde jaar trof Ferdinand een regeling met de heren van Grimbergenn, die in Liezele de houders waren van het waterrecht, gezien de Brabantse hertogen er het tolrecht uitoefenden. Het betrof een regeling angaande de verdere uitbating van de windmolen aan de Wolf en het oprichten van een watermolen. In verband met zijn aanvraag was aan de drossaard van Grimbergen, die bevoegdheden had in Liezele, en aan enkele andere belanghebbenden advies gevraagd. Hierna volgen enkele verklaringen zoals ze in de toenmalige tekst werden neergelegd.

Het advies van de drossaard: "... om aen Jonker Ferdinand le Cocq van eenen molen te mogen stellen op de beecke tot Liesele tegens de Wachtinckstrate neffens die brugge en op zijn goet aldaer, sonder imanden daermede te beschadigen oft pre-iudiceren ende van voorsetten oft planten op de voorschreven Wachtinckstrate tegens zijn goet sonder imand naer te planten en behoudelijck der voorschreven strate haer weyde jaerelijcx daervoor op den gemeijnen pachtdag tot Liesele te betaelen boven den chijns die tvoorschreven goet van ouds ter oirsaken van het steygen van(de) beke en het planten op deselve strate betaelt. (Opmerking. Men sprak van de Wachtingstraat en nog niet van de Wolfstraat).

Ingelbrecht van Doeteghem, eigenaar van de watermolen op de Londerzeelse beek (dezelfde beek stroomopwaarts), vertolkte volgende mening: "Ick ondergetekende attestere voor de gerechtige waerheyt hoedat ick hebbe eenen watermolen op de Londerseelsche beke treckende naer Lijsel (Liezele), van welcken watermolen ick trekke jaerlijcks voor den pacht thien ponden grooten en dat voor den luttel stroom dier es, toerconden desen VIIIen January 1635 - hebbe dit onderteeckent Ingelbrecht van Doeteghem". De aanvraag was dus al minstens in 1634 gedaan.

Het advies van de meier en schepenen van Buggenhout-Maldern, Lippeloy-Liesele, luidde als volgt: "...attesteren ende vercleere voer de gerechte waerheyt, alsdat ons onbekent is te weten van enige conincxwintmeulen oft watermeulens in onse landen van Cleijn-Brabant te sijne oft oock eenige bantmeulens, ... dat de beke van Londersele is deselve beke daer den meulen van mijnheer Dueteghem binnen Londersele op draeyt, welke beke in het somertijts eenen seer verstockte waterstroom (heeft), soo dat ten selven dickwijls drooglicht..."

Na deze toegekomen inlichtingen volgde op 9 februari 1635 een gunstig advies een watermolen op te richten op de Molenbeek en op de 13de daarna de toelating. Tegenover het recht om de molen te mogen oprichten, stond een jaarlijkse pacht van "acht veertelckens haver, te betalen opden gemeyen pachtdach tot Liesel". Er werd nog bij gemeld dat de molen  "van soe cleijne importantie is dat men daer geen groot profijt af te wachten is", meer zelfs "... en te beduchten staet in den somermaenden niet waters genouch te hebben om te connen continuelijck te malen." Behoudens deze van Londerzeel waren er bovendien geen andere watermolens in de nabije omgeving, wat mede tot het gunstig advies bijdroeg. Men verwachtte blijkbaar ook geen groot nadeel voor de omliggende (wind)molenaars.

Ferdinand Le Cocq was toen al eigenaar van de windmolen op de Wolf te Liezele. Op een windmolen kan men echter niet malen bij windstilte, wat een ernstige handicap is. Op een watermolen kan bijna altijd gemalen worden, aangezien er ook bij droog weer nog altijd afvloeiing is van opperwater naar de benedenloop. Een middel om over een voldoende hoeveelheid water te beschikken, bestaat er ook in het water op te sparen door het stellen van een geschot en de aanwezigheid van een spaarvijver.

Wanneer we handelen over de Schemelbertmolen, mag een verwijzing niet ontbreken naar het Schemelberthof waarmee het waterbouwkundig element verbonden is. Het hof is gelegen aan de overzijde van de molen, met de gebouwen iets zuidelijker. Vroeger was het een klein waterslot, geheten "'t Hof metten Blockhuyze". De mysterieuze naam Schemelbert is vooral ingeburgerd en de gewone naam geworden na de aankoop door de vzw Vereniging der Parochiale Werken van de Dekenij Puurs in 1947 en de omvorming tot parochiale residentie voor de parochie Liezele.

Schemelbert betkent schraagberd of schraagbrug. Het woord schemel en in de nevenvorm schamel betekent zijbaan, ook drievoet waarop vroeger de waskuip stond, en ook schraag. Dit laatste ziet men op de ets uit 1697 van het kasteel, en met in de verte het rad van de watermolen. Een berd, een woord voor bruggetje en vlonder, bij ons gekend als de berden van kruiwagens en karren, verwjist naar het houten loopvlak van de brug. De verminkte namen "Tofter Schlumenbaut" op de kaart "Cours du Ruisseau d'Ympden (de Molenbeek, ca. 1677) en "Schlummenbaert" op de Ferrariskaart (ca. 1775) zijn wellicht genoteerd door Nederlandsonkundigen, die een eigen interpretatie opschreven. "Schlummen" is een Duits woord en betekent sluimerend slapen. Vertaalde men schemel door schemer?

In de volkmond heeft Schemelbert nog een derde benaming, die ontstond in de periode voor de tweede wereldoorlog, toen de woning meer onbewoond was dan in gebruik. Bijgevolg werd het hele complex niet meer onderhouden en kwamen de gebouwen langzamerhand in verval, in die mate zelfs dat kinderen uit de buurt er konden binnendringen. Ze speelden er ongehinderd verstoppertje of krijgertje, zelfs voor spook. De geschiedenis herhaalde zich blijkbaar. Bovendien ontstond in de dichtslibbende vijver langzamerhand een alsmaar groter wordende en zonder twijfel luidruchtige kikkerpopulatie. Vandaar dat de omwonenden de naam Schemelbert vervingen door een meer plastische benaming, nl. het Vossenkasteel, in het dialect "'t Vëssekastieël", naaar het Vlaams woord vors ("vës") voor kikker.

Al vanaf de 15de eeuw werd van het hof melding gemaakt. Het was een leen van het Leenhof van Brabant. Door aankoop in 1632 werd het domein verworven door Ferdinand Le Cocq, heer van la Motte. Hij was het die al de windmolen van de Wolf te Liezele bezat en die de watermolen liet bouwen. In 1640 sneuvelde hij als kapitein van de infanterie in Catalonië en een neef met dezelfde naam werd zijn opvolger. Deze tweede Ferdinand Le Cocq trad in Gent in een klooster en werd dan opgevolgd door zijn broer Gaspar. Nadien ging het eigendomsrecht in 1683 over op de kinderen van Gaspar, tot de goederen gekocht werden door Karel-Frans van Blijleven, heer van Sint-Jans-Geest. Na diens dood in 1702 kwamen ze onder de hoede van zijn weduwe Isabella de Pottere.

De volgende eigenaar (1712) was Alexander-Jozef Rubens, heer van Vremdijck, een kleinzoon van Peter-Pauwel, de grote Antwerpse kunstschilder. Alexander stierf kinderloos in 1752 en werd begraven in de Sint-Jacobskerk te Antwerpen als heer van Lisel (Liezele), Malderen en Steenhuffel. Zijn erfgenaam, priester Alexander van Parijs, overleed vier jaar later. Onder deze laatste huurde jongman Jan Van Heymbeeck te Liezele de koren- en smoutmolen ter plaatse de Dammekens. Na de dood van Alexander van Parijs in 1756 ging Schemelbert over op zijn broer Jan-Baptist-Jacob van Parijs, kanunnik van de Sint-Jacobskerk te Antwerpen. En na de dood van deze laatste in 1787 aan hun zus Isabella, die gehuwd was met Frans-Frederik de Respani, heer van Vremdijck, een man van Italiaanse afkomst. Dochter Catharina-Hyacintha de Respani, die in 1763 gehuwd was met Jan-Baptist van der Fosse, was de volgende schakel. Door verervingen kwamen kasteel en watermolen aldus aan de graven van Respani enn de familie van der Fosse.

Jan-Baptist van der Fosse overleed op 22 april 1795. Zijn weduwe en haar zes kinderen werden eigenaars in onverdeeldheid. De weduwe overleed op 7 maart 1800 en bij onderhandse akte werd op 21 januari 1801 de nalatenschap verdeeld. Hyacinthe Karel Willem, de jongste van het gezin, verkreeg Schemelbert en de watermolen. Deze laatste verkocht zijn bezit in 1832 aan Jan-Baptist Demeure. Pachter van de molen was in die periode ook een Van Heymbeeck.

Tijdens het Hollands Tijdvak (1815-1830) verwoestte een brand de molen. De toenmalige eigenaars, de familie van der Fosse, liet de molen onmiddellijk heropbouwen. Ze deden hiervoor zelfs een beroep op Hollandse soldaten. Twee leden van deze familie waren niet voor niets ambtenaren met macht. Alexander-Frans-Ghisleen, burggraaf van der Fosse, beëindigde zijn loopmaan als gouverneur van de provincies Antwerpen enn Noord-Brabant en Hyacinthe als gouverneur van Zuid-Brabnat. Bij de omwenteling van 1830 weken beiden uit anar Nederland.

In 1834 brak opnieuw brand uit. Judocus De Keyser uit Lippelo vermeldde het in zijn dagboek. Volgens "presimaties", noteerde hij, zou er kwade hand mee gemoeid zijn geweest. Niet alleen de molen, maar ook het woonhuis, de stallen, een grote korenmijt, koeien, mestkalveren, varkens, paarden, meubelen en kledingstukken vielen ten prooi aan de vlammen. Slechts enkele stoelen, een tafel en een paar schapraaien bleven onaangetast. Judocus schreef veel neer van horen zeggen en dat is meestal met een korreltje zout te nemen. Volgens de beschrijving was de molen gelegen op den Alaert op de hoge beek. Hij had een "dreywerck" en drie paar molenstenen, waarvan twee dienden om kool- of lijnzaad te breken voor de productie van olie en veevoer, een slagbank en een "fornuys". Hij was gebouwd in steen en werd met het molenhuis en andere eigendommen verhuurd.

Door vererving kwam de molen aan zijn zoon Jules-Louis Demeure die overleed zonder kinderen en zijn nalatenschap kwam aan verschillende verre neven en nichten. Zij waren de laatste eigenaars van het grote  geheel: kasteel, watermolen en de omringende landerijen. Bij akte van 28 april 1904 werden Charles en Alfred Houette, woonachtig te Parijs, eigenaars van wat nog restte van het Schemelbertkasteel, namelijk de bijgebouwen en Louise Demeure, weduwe Vandussen, werd eigenares van de watermolen. De verdeling gebeurde bij middel van een loting. Lot 3 betrof Schemelberthof en lot 5 de molen.

Na het overlijden van Louise Demeure werd haar dochter Maria Vandussen eigenares. Deze laatste overleed in 1907 ook kinderloos en negen personen werden onverdeelde eigenaars. Het waren dezen die op 13 februari 1908, via een openbare verkoop, de watermolen bij akte van notaris Dubost verkochten. De molen werd aangekocht door het echtpaar Jules De Keersmaecker-Van Assche. Jules De Keersmaecker was doktor jurist en kandidaat-notaris. Zij lieten de molen aankopen door August Vn Riet, die als stroman optrad. De nieuwe eigenaars waren van ter plaatse. Van 1879 tot 1905 woonden zjin ouders, de familie Jan-Frans De Keersmaecker op Schemlberthof. En in dat laatste jaar werden kasteel en hovingen verkocht, deels aan graaf della Faille de Leeuwerghem, deels aan het echtpaar Arthur Heyvaert-Bastijns uit Sint-Gillis-Dendermonde en aan notaris Robert Basteyns uit Liezele.

Jules De Keersmaecker werd genoemd Jules Frans, naar de roepnaam van zijn vader, die sinds 1851 rentmeester was van de familie Demeure. Jules De Keersmaecker ging in de politiek en was van 1919 tot 1932 volksvertegenwoordiger voor de Katholieke Partij als afgevaardigde van de landbouwers. Het malen liet hij over aan molenaarsgasten, tot zoon Edmond De Keersmaecker die taak op zich nam en de laatste (beroeps)molenaar zou worden. Schoonbroer Petrus Mertens, de latere burgemeester van Puurs en gehuwd met Louise Van Assche, was er maalder rond 1900. Voordien waren de Van Heymbeeks er pachters: Josephus en Leonardus.

Zoals de andere gebouwen van het dorp Liezele werd ook in 1914 de molen door het Belgisch leger in de as gelegd, dit voor een vrij zicht vanop het Fort van Liezele. Jules De Keersmaecker liet op zijn beurt in 1922 voor de derde maal de molen herbouwen. Hierbij werd het klassieke waterrad vervangen door een liggende turbine in de Molenbeek.

Het molenhuis ligt in het verlengde van het grote woonhuis. Een grote poort geeft toegang tot het erachter gelegen erf. In het interieur met gietijzeren zuilen en pasbruggen, staat een haverpletter met een houten kast, die afgewerkt is met een gietijzeren sierprofiel. Deze fraaie pletter wordt gevoed van op de zolder. In een hoek is een kleine machinekamer gebouwd met een dieselmotor. Deze is via een riem verbonden met het raderwerk van de maalinrichting. De meelgoten zijn van hout. Op halve hoogte ligt de maalvloer en twee koppels maalstenen met een houten galg. Op de zolder staat een houten graankuiser met en afzuigsysteem. Het luiwerk met klauwwiel is eveneens van hout. De koekbreker is van gietijzer. Bij de sluis is de aanvoeropening tot de turbine afgeschermd door en krooshek in ijzerwerk om drijvend vuil te wern. De los- en maalsluizen hebben en houten ophaaldeur en een tand- en heugelsysteem.

Bij ministerieel besluit van 1 september 1994 werd de molen wettelijk beschermd als monument, samen met de omgeving als dorpsgezicht. Door de Afdeling Monumenten en Landschappen (= het huidige Agentschap Onroerend Ergoed) werd het geheel als volgt omschreven: "De burgerwoning is beeldbepalend in het dorpszicht. Door zijn volume en schaal heeft het een documentarie waarde voor de sociale status van een molenaarsfamilie. Het molengebouw zelf is eveneens beeldbepalend."

De meest landelijke molens stonden opgesteld op heiden of op een stuk vage grond aan de grens van het dorp. Zo ook de Schemelbertmolen. Bijgelovige landlieden koppelden aan die eenzaamheid spontaan mysteries en zagen er 's nachts spoken verschijnen en ander hellegespuis. Menig late voorbijganger versnelde zijn pas nabij de molen, vaak bij het slaan van een kruis. Van dergelijke spookverhalen werd o.m. melding gemaakt door pastoor Bellemans in zijn werk "Hof Schemelbert."

Een historie die slecht afliep gebeurd op 25 maart 1880. Een molenaarsknecht die voor spook speelde wou men een lesje leren. Hij kreeg een harde slag op zijn hoofd en overleefde die slag niet. Het was Philip Serinus Peleman van de molenaars van de Kimpelbergmolen in Puurs. Hij was een zoon van Josephus Peleman en Isabella Cuyckens en geboren te Puurs  op 23 oktober 1858. Men noemde hem naar zijn stiefvader Petrus Janssens: Janseke. Hij had, volgens het verhaal weergegeven in "Hof Schemelbert" van pastoor Bellemans, al eerder voor spook gespeeld in zijn ontmoeting met Frans De Wachter (genoemd Sus Vermeiren). In het overlijdensregister van de gemeente Liezele staat zijn overlijden aldus ingeschreven: "om zeven uren des avonds alhier, ter plaatse de Eeckhoutstrat Section C, ten gevolge van ramp overleden". Eeckhoutstraat was de vroeger naam voor de huidige Theofiel Andriesstraat, de weg van Liezele naar Lippelo. Het is niet uitgesloten dat de kwalijke manslag of afrekening niet gebeurd is in de onmiddellijke buurt van de molen, maar - volgens de geruchten - na een drinkgelag dat plaats had in de herberg "De Fortuyn" naast de windmolen van de Wolf. 

Kadastrale beschrijvingen:
- 1820: "Le moulin à eau, situé sur le ruisseau dit le Molenbeek (ce ruisseau n 'est pas considérable). Ce moulin sert, alternativement, à moudre le blé et à faire de l'huile. Il est affermé pour fl. 1032,02 avec maison, jardin, terres et prés. Déduction faite du prix que l'on aurait de la maison, du jardin, des terres et des prés, il reste à peu près fr. 525 sur laquelle somme il faut déduire un tiers pour réparations conséquemment le produit net est de fl. 350."
- 1832: "deze graan- en oliewatermolen is gelegen op de hooge Beek. Hij heeft een draywerk en 3 paar steenen, waarvan 2 dienen tot het breken van het zaet, benevens slagbank en fournijs. Hij is in steenen vervaardigd en met huys en andere grondeigendommen verhuurt aan J.J. Van Heymbeeck, molenaar te Liezele". Kadastraal inkomen: 300 frank.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: De Meure-Cattoir Jan-Baptist, koopman te Brussel; molenaar-huurder is Van Heymbeeck Joannes Jacobus, te Liezele
- na 1835, erfenis: de erfgenamen (overlijden van beide echtgenoten)
- 03.03.1855, deling: (van de grond) De Meure-Terwe Louis Jules François, eigenaar te Brussel (notaris Morren) (erfpachter Dedecker Louis)
- 10.01.1884, erfenis: a) De Meure-Terwe Louis Jules Frans, de erfgenamen (naakte eigendom voor de grond) te Brussel en b) De Meure-Terwe Louis Jules Frans, de weduwe (vruchtgebruik van de grond), rentenierster te Brussel (overlijden van Louis De Meure)(zelfde erfpachter)
- 28.04.1904, deling: Verdussen-Demeure Eduard Jean Jsoseph, de weduwe, eigenares te Elsene (notaris Richer)
- 23.05.1905, erfenis: Verdussen Maria Elisabeth Emma Joséphine, eigenares te Elsene (overlijden van de weduwe Demeure van Eduard Verdussen)
- 13.02.1908, verkoop: De Keersmaecker-Van Assche Jules Jean Louis, molenaar te Liezele (notaris Dubost)
- na 1944, erfenis: en de kinderen (overlijden van vrouw Van Assche)
- 04.01.1956, erfenis: de kinderen (overlijden van Jules De Keersmaecker)
- 04.01.1956, deling: De Keersmaecker (later gehuwd met De SMedt) Jozef Eduard Frans Maria, molenaar te Liezele (notaris Loncin)
- 2014, eigenaar: Lemmens-De Keersmaecker Peter

Na brand in 1835 volgde een heropbouw.
Hert gebouw werd in 1909 vergroot en op 1 oktober 1909 weer in gebruik genomen.

In 1914 werd de molen, uitgerust met een houten onderslagrad, grotendeels vernield.

In 1922-1923 werd de molen herbouwd en kreeg toen een Girard-turbine en een dieselmotor. De molen bleef in werking tot in de jaren 1980. De molen beschikt ook over een haverpletter, koekenbreker en graankuiser, alsook over een dieselmotor die als hulpmotor ingeschakeld kon worden.

De laatste beroepsmolenaar was Jozef-Edmond De Keersmaecker, geboren te Liezele op 18 mei 1906 en overleden op 17 januari 1998, gehuwd met Ida De Smedt.

Op 1 september 1994 werd de turbinemolen (met inbegrip van het gebouw, de turbine, het sluiswerk en alle gaande werk) beschermd als monument en samen met zijn omgeving als dorpsgezicht. Bovendien werd de vallei van de Molenbeek op 29 mei 1995 beschermd als landschap. Vrijwillige molenaar Jos Spruyt uit Boechout voerde enkele kleinere herstellingen uit en liet de molen soms draaien.

Het sluizencomplex werd hersteld en uitgebreid met een vishelling. In 2005 kwam Eginhard Van Wilder als nieuwe vrijwillige molenaar, maar hij overleed in 2006 op 39-jarige leeftijd. De heer Peter Lemmens-De Keersmaecker is de huidige eigenaar-molenaar.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Archieven
Bibliothèque nationale de Paris, manuscrits n° 7938. Figuratieve kaart "Cours dur Ruisseau d'Ympden, N 2" met aanduiding "Min. de Liesselle", ca. 1677.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Kaarten en Plannen, nr. 607. Figuratieve kaart 2 van de goederen van het gasthuis van Kalfort door J.T. Roelans, 1739.

Uitgegeven bronnen
"Het Nieuwsblad van het Kanton Puers" 

Werken
Louis Callaert & André Van Assche, "De watermolen van Liezele of Schemelbertmolen", in: "Klein-Brabants Molenboek". Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw, 44e jg., 2009, p. 162-167.
Frans J.B. Dirks, "Watermolens van de provincie Antwerpen", Antwerpen, 1990, p. 61-63;
H. Holemans & P. Lemmens, "Molens van Klein-Brabant, Mechelen en de Rupelstreek", Nieuwkerken, 1987, p. 41
André Van Assche, "De Schemelbertmolen in Liezele. Feiten, anekdotes, vragen..., Liezele, Linsella, 2001, 193 p.
Molenzorg vzw, "Tien overlijdens van Vlaamse molenvrienden", Molenecho's, XXVI, 1998, 1, p. 6.
H. Holemans, "Beschrijving van de wind-, water- en rosmolens in de provincie Antwerpen rond 1830. Lier-Merksplas", Ons Molenheem 1994, nr. 1, p. 13-16.
Herman Holemans, "Wind- en watermolens van de provincie Antwerpen. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 3. Gemeenten P-Z", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2011.
F. Brouwers, "De toekomst van een verleden. Levende molens in de provincie Antwerpen", s.l., Levende Molens Werkgroep Kempen-Antwerpen, (1997);
J. Spruyt, "De Schemelbertmolen te Liezele: het eerste minimumproject in uitvoering", in: Natuur- en Stedenschoon, LXVII, 1998, nr. 6, p. 26-28;
W. Van Rompaey, "Klein-Brabants laatste watermolen maalt nog steeds in Liezele", in: De Toerist, Orgaan van de Vlaamse Toeristenbond, Antwerpen, jg. 60 (1980), p. 622-623, ill.;
"In memoriam Eginhard Van Wilder", in: Levende Molens, 28ste jg., 2006, nr. 4, p. 38.
L. Callaert en D. Binon, "De watermolen van Liezele of Schemelbertmolen", in: Klein-Brabants Molenboek, Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw, jg. 44, 2009, p. 162-167, ill.
Els De Kinderen, Kennismaking met de oudste molenaar van de provincie Antwerpen: Edmond De Keersmaecker, Levende Molens, XII, 1990, nr. 12, 92-94.
H. Thys, Molens in het arrondissement Mechelen, circa 1865-1870, in Heemkundig Handboekje voor de Antwerpse Kempen, Borgerhout, jg. 14, 1966, p. 3-14.
P. Lemmens, Molenoverzicht uit het arrondissement Mechelen van 1830 tot heden, Borgerhout, 1963. Overdruk uit het Heemkundig handboekje voor de Antwerpse randgemeenten, 1963, X, 4.
Info Stijn Laureys, Buggenhout, 08.04.2011.

Persberichten
MSS, "Webstek", Het Nieuwsblad, 19.02.2009.
Liesbeth Boel & Joris Herpol, "Aanleg bekken Londerzeel moet Liezele ontlasten. Wateroverlast door foute beslissing halve eeuw geleden", Het Nieuwsblad, 20.11.2010.
EDT, "Puurs. Nieuwe sluizen aan Schemelbertmolen", Het Laatste Nieuws, 13.05.2015.
EDT, "Liezele. Waterbeheerder pompt 280.000 euro in laatste watermolen van Klein-Brabant", Het Laatste Nieuws, 24.06.2015.
Patrick Poppe, “Vernieuwde Schemelbertmolen ingehuldigd”, Het Nieuwsblad, dinsdag 20.10.2015.
"Restauratie & uitbreiding sluizen Schemelbertmolen Liezele", rtv.be, 30.06.2015.
"Schemelbertmolen opnieuw open voor groot publiek", rtv.be (18.10.2015)

Overige foto's

transparant

Schemelbertmolen<br />Watermolen van Liezele

Foto: Robert Van Ryckeghem

Schemelbertmolen<br />Watermolen van Liezele

Geopende sluisdeur. Foto: Stijn Laureys, Buggenhout, 08.04.2011

Schemelbertmolen<br />Watermolen van Liezele

Gesloten sluisdeur. Foto: Jan Peltmans

Schemelbertmolen<br />Watermolen van Liezele

Binnenzicht met vrijwillig molenaar Eginhard van Wilder. Foto: Stijn Verrept, 2006.

Schemelbertmolen<br />Watermolen van Liezele

Binnenzicht met vrijwillig molenaar Eginhard van Wilder. Foto: Stijn Verrept, 2006.


Laatst bijgewerkt: zaterdag 12 december 2020
Stuur uw teksten over deze molen
Stuur uw foto's van deze molen
  

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in databasezoek op provincieStuur een e-mail over molen Schemelbertmolen<br />Watermolen van Liezele, Liezele (Puurs-Sint-Amands)homevorige paginaNaar Verdwenen Molens