Bekegem (Ichtegem), Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Dorpsmolen, Molen Loobuyck
- Ligging
- Kerkhoek
8480 Bekegem (Ichtegem)
400 m O v.d. kerk
kadasterperceel A153b
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- 1854
- Verdwenen
- 1914-1918, oorlog
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 6772
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Dorpsmolen of Molen Loobuyck, genoemd naar de laatste molenaar, was een houten graanwindmolen op torenkot, in de Kerkhoek, op 500 meter ten oosten van de kerk van Bekegem. Hij werd in 1854 gebouwd door molenaar Pieter Charles VVan Hullebusch, op grond van Joannes Vanmoortel.
Opeenvolgende eigenaars:
- 1854, opbouw: Vanhullebusch Pieter Charles, molenaar te Bekegem, op grond van Vanmoortel Joannes, dagloner te Bekegem
- 03.02.1854, verkoop: (van de grond) Vanhullebusch Pieter Charels, molenaar te Bekegem (notaris Debusschere)
- 25.08.1859, verkoop: Hullebusch-Harques Pieter, landbouwer te Bekegem (notaris Vansielegehm)
- 09.07.1865, verkoop: Maes-Van Dycke Ivo, herbergier te Bekegem (notaris Depuydt - graanwindmolen)
- 17.05.1873, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Ivo Maes)
- 30.06.1887, verkoop: Maes Désiré, zonder beroep te Oostende (notaris Depuydt)
- 15.09.1887, verkoop: Claeys-Vandenberghe Achille, de weduwe, brouwster te Brugge (notaris Vermete)
- 05.06.1911, verkoop: Loobuyck-Vergauwe René, moelnaar te Bekegem (notaris Janssens - le moulin existe encore)
- 19.08.1921, verkoop: Cobbaert-Verplancke Eduard, landbouwer te Bekegem (o.a. puin van windmolen)
De windmolen werd vernield tijdens de eerste wereldoorlog.
Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS
------------------------------------
De Dorpsmolen op het Dorp
Als men de twee haakse bochten ziet in de Dorpsstraat ter hoogte van de Leegstraat, kan men zich best voorstellen dat daar ooit een wind- of rosmolen heeft gestaan, en de weg er mooi omheen liep. inderdaad, op deze plaats (zie bijgaande kaart) stond een eerste “maalinstallatie” te Bekegem. Het betrof hier bijna zeker een rosmolen opgericht op de gronden van Petrus Derynck, de latere schoonvader van Joannes Van Moortel. (Er moet steeds een onderscheid gemaakt worden tussen de grondeigenaars, moleneigenaars en de eigenlijke molenaars. Veelal waren dat niet dezelfde personen.)
Die Joannes Van Moortel werd geboren te Bekegem op halfoogst 1786 als vierde kind in het gezin van Laurentius en Joanna Rosseel. Hij huwde een goede partij, met name Anna Theresia Derynck, enige dochter van Petrus en Theresia Lannoye beiden afkomstig uit Aartrijke maar wonend te Bekegem op de dorpsplaats. Dit huwelijk had plaats te Bekegem op 9 juni 1814 in het laatste jaar van de Franse Revolutie. Vier jaar later waren z’n schoonouders overleden en de gronden waarop de rosmolen stond “in straete nr. 2 van Roxem-molen loopende naer Zerkeghem” (1) vielen hem dan toe.
Ondertussen was de eerste molenaar al aan de slag, gezien hij reeds als “mulder-huurder” vermeld staat in de volkstelling van 1814 (2). Wie was deze molenaar?
Evenals voornoemde Van Moortel is ook Josephus Van Dycke te Bekegem geboren in de maand augustus, en wel op de 13e van ‘t jaar 1779. Hij was het zevende kind in het gezin van Cornelius en Joanna Clara Van Borsel. Josephus Van Dycke huwde met juffrouw Anna Blomme dochter van Franciscus en Rosalie Deweert, landbouwers wonend te Bekegem maar beiden afkomstig uit een heel andere streek. Franciscus Blomme is geboren te Ursel in Oostvlaanderen, en Rosalie Deweert zag het levenslicht te Oedelem! Het echtpaar J. Van Dycke-Blomme bleef kinderloos, maar later, om bij het vele werk te helpen hadden ze toch een dienstmeid aangenomen, met name Victoria Verstraete. In volle zomer op zeven augustus, drie dagen vóór Lauwtje kermis, overleed Josephus’ echtgenote, pas 51 jaar oud. Alleen achtergebleven en zonder hulp van kinderen besloot J. Van Dycke het een tweede keer te wagen. Een molenaar was steeds een welgesteld iemand en dus zeer gegeerd. Minder dan een jaar later was hij reeds hertrouwd. Z’n tweede echtgenote was de dochter van Jacobus Vergaerde en Anna Dugardeyn uit Westkerke. Toch huwden Isabella-Clara Vergaerde en Josephus Van Dycke te Bekegem en dit op 16 mei 1832. Isabella was niet minder dan 24 jaar jonger dan haar man! Het valt op dat geen van beiden op de huwelijksakte hun naam konden schrijven. Zelfs voor een molenaar-meelverkoper was dat niet noodzakelijk. Er bestond namelijk een heel apart systeem bij hen om gewichten te noteren. (3)
Zowel in de liefde als economisch ging het molenaar Van Dycke voor de wind. Twee maanden na hun huwelijk werd al een zoon geboren: Cornelius Van Dycke, op 19juli 1832.
Volgens het “Register der patentschuldigen in de gemeente Bekeghem, behoorende tot den zesden rang voor den jaere 1827″ staat Joseph Van Dycke “molenaer en meelverkooper, winkelier 1e en 2e soort” (4) getaxeerd voor 100 gulden. (Zie bijlage onder nr. 14). Patentbelasting was bij wet ingevoerd sinds 1819 en belastte de zelfstandigen naargelang de vermoedelijke winstgevendheid van hun bedrijf. De huurwaarde van zijn rosmolen bedroeg toen 150 gulden. Daarmede behoorde Van Dycke tot de “betere klasse” te Bekegem.
Om het vervolg van het verhaal goed te kunnen situeren moeten we nu terug gaan tot een broer van Josephus, namelijk Carolus Van Dycke “soldaat van Napoleon” (5) en knecht bij landbouwer-maire (burgemeester) Franciscus Jonckheere. Daar kon Carolus een dochter aan de haak slaan, Regina-Francisca, waarmee hij tien dagen na de Slag van Waterloo (18 juni 1815) in het huwelijk trad. Het jonge paar ging zich enkele jaren later vestigen te Eernegem als landbouwers.
Het harde soldatenleven had Carolus’ seksuele potentie zeker niet aangetast. Ze kochten niet minder dan 13 kinderen die dus allen moesten “nonkel” zeggen tegen de Bekegemse molenaar Joseph Van Dycke.
Marie-Louise Van Dycke, het zevende kind van Carolus en Regina voornoemd, zou na de dood van nonkel Joseph te Bekegem op 21 maart 1846 de molenplaats komen bezetten. (Josephus was na de dood van Isabelle Vergaerde op 22 januari 1845 opnieuw weduwnaar geworden). Marie-Louise werd geboren te Eernegem op de eerste juli 1827. Drieëntwintig jaar later –op 28 oktober 1850- huwt ze te Eernegem met landman Leonardus Vanhullebusch, zoon van Pieter-Joseph en Coleta-Blondina Vanden Auweele (ook soms Ameele genoemd) uit Eernegem. Deze Leonardus die 25 jaar was - geboren 3 april 1825 - was op het moment van z’n huwelijk soldaat bij het tiende Linie Regiment, en had daardoor de toelating van z’n commandant nodig om te kunnen trouwen. Maar dit “certificaat van militie” had hij waarschijnlijk zonder problemen bekomen. Leonardus Vanhullebusch had immers “een pinte gepakt vóór de vespers”, want reeds vier maanden na hun huwelijk werd een eerste kind geboren, en dit op de laatste dag van kortemaand 1851. Deze dochter kreeg de naam Eugenie.
Daarna zouden er nog zes kinderen volgen, om het jaar één tot een laatste zoon geboren werd op 26 mei 1858: Emilianus Van Hullebusch.
Intussen beoefende Leonardus de stiel van molenaar. Het bleef dus in de familie.
Maar keren we nu terug tot de grondeigenaars. Joannes Van Moortel die al 68 jaar geworden was verkoopt in 1854 aan Pieter (Van) Hullebusch landbouwer te Ichtegem (6): “Tweeëntwintig aren en veertig ca. bebouwde grond en zaeyland, gestaen en gelegen te Bekegem, Oost van de kerke, palend aan juffrouw weduwe Delvoye van Brugge en de verkopers ( Jan Van Moortel en Anna Ther. Derinck), Zuid de straete van Bekegem naer Zerkegem, West dezelfde straete, Daerover Mr. Boutens te Jabbeke, bekend bij kadaster sectie A. 153 en 153bis, alsnu gebruikt door Franciscus Lombaré aen wie het daerop staende huiseken toebehoort. “
Molenaar Vanhullebusch woonde dus niet op het molenerf zelf, doch vermoedelijk in de daartegenover staande herberg “De Gouden Os”. Dit land werd verkocht voor 200 Fr. Er is hier dus geen sprake van de molen en ook het huisje erop is niet inbegrepen. (Ter vergelijking: in 1853 verkoopt notaris Depuydt -Eernegem te Aartrijke een “huisje in plak en vlegt (7) tusschen stylen en plaeten” met erf van 9 are en 10 ca. voor 260 Fr. (8)). Een op te merken bijzonderheid: noch koper Hullebusch, noch Anna-Ter. Derinck kunnen hun naam schrijven. Alleen Joannes Van Moortel ondertekent de akte met zijn naam.
In 1829 was hij bij de 22 gezinshoofden te Bekegem die hun naam konden schrijven op een totaal van 87.
Wie was nu die nieuwe grondeigenaar uit Ichtegem? Pieter Hullebusch, geboren te Ingelmunster op 25 maart 1794 was oorspronkelijk wever en kwam zich na de dood van z’n ouders (Joannes Hullebuys +Kortemark 1813 en Theresia Hoste +Koolskamp 1812) te Ichtegem vestigen. Daar kwam hij in kennis met de welstellende boerendochter Anna-Theresia Lauwaerde, dochter van Pieter en Isabella Vandenbussche. Anna-Theresia werd geboren te Ichtegem 4 september 1788 en huwde er Pieter Hullebusch op 5 mei 1817. Reeds bijna 29 jaar schonk ze haar man nog vier kinderen: Karel, Francis, Bernard en Louise die later getrouwd was met koopman Ferdinand Vanhoutte uit Kortemark. Geen van beide pasgehuwden kon schrijven. Echtgenoot Pieter zei daarover “niet te kunnen schrijven nog teekenen daer het nooit geleerd te hebben”. Blijkbaar hadden ze toch voorspoed en geluk want bij de dood van Anna Lauwaerde te Ichtegem op 18 februari 1858 bleek vader Pieter Hullebusch in het bezit te zijn van de molen te Bekegem-dorp. Door het overlijden van hun moeder werden de kinderen uiteraard mede-eigenaars.
De molen werd dus verpacht aan de echtgenoten L. Van Hullebusch-VanDycke. Een bijzonderheid in het pachtcontract van een molenbedrijf was de clausule dat het onderhoud van het “staande werk” of onroerend gedeelte ten laste was van verhuurder, terwijl het onderhoud van het “draaiende werk” of roerend gedeelte ten laste was van de molenaar of pachter.
Omdat Pieter Hullebusch opnieuw trouwplannen had, hij was al 68 jaar, verkreeg hij dat de kinderen hun erfdeel in de goederen te Bekegem en op nog meer andere plaatsen aan hem verkochten. Op 25 oogst 1859 gingen de kinderen Hullebusch met vader Pieter naar de “koninklijken notaris te Ichtegem, meester Vansieleghem-Janssens.” Van al de goederen was de molen te Bekegem pas de zevende koop: “eenen koorn- en oliewindmolen met 22 aren 40 ca. land onder molenwal en zaailand daarmede gaande staande en gelegen te Bekegem, Oost bij het dorp, paIende Noord Juffrouw de weduwe Delvooye, Oost Jean Van Moortel, Zuid en West de straete al draeyende loopende uit Bekegem dorp naar Zerkegem, gekend bij kadaster sectie A nrs. 153 en 153bis, tegenwoordig gebruikt door de weduwe van Leonardus Hullebusch.”
Intussen is er dus sprake van de “weduwe Van Hullebusch” en van een “molenwal” (daarover verder meer). Inderdaad Leonardus Van Hullebusch is overleden te Bekegem op 22 januari 1859 amper 34 jaar oud. Hij is ’s morgens om 11 ure in zijn woonst overleden. Is dit ten gevolge van een arbeidsongeval? Een slag van de molen gekregen -veelal een dodelijke klap? Het zal waarschijnlijk in de nevelen van de tijd gehuld blijven.
Over molenaar Van Hullebusch nog de volgende rariteit. Tussen 1851 en 1858 werden er dus zeven kinderen geboren. Telkens deed hij aangifte bij de burgerlijke stand zonder te kunnen ondertekenen. Tot in 1857 bij de geboorte van zoon Carolus hij het toch waagt, evenwel gebrekkig maar toch leesbaar zijn naam schrijft.
Bij de volgende geboorte in 1858 is hij het toch weer verleerd. Of had hij te diep in het glas gekeken? Dit is bij deze gelegenheid niet onmogelijk…
Nu is er op de dorpsmolen een molenaar tekort. Er zijn nog geen zonen oud genoeg om de taak van vader over te nemen. Ivo Maes wonend te Roksem had dat in de gaten, en een jaar na het overlijden van Leonardus huwt! Maes te Bekegem met de weduwe Van Hullebusch, daags na dertiendag op 7 januari 1860 om vier uur in de namiddag.
Ivo Maes is te Koolskamp geboren op 3 januari 1803 als zoon van Emanuel en Antonia Vervisch. Molenaar Maes bleef ook niet stil zitten. Hij kocht niet alleen vijf kinderen (Romania 1860, Idalie 1862, Elisabeth 1863, Diseré 1864 en Elodie 1865) enkele jaren later was hij ook eigenaar van de dorpsmolen.
Pieter Hullebusch, die soms Hullebuys noemde, grondbezitter en moleneigenaar was ondanks z’n 68 jaar nog een gegeerde man. Sophia-Coleta Marques, huiswerkster uit Ichtegem, ongehuwde dochter van Charles en Anna Baeckelandt, en 50 jaar oud gaf Pieter haar jawoord te Ichtegem op 17 september 1862. Getuige bij dit huwelijk was Joannes Franciscus Hullebusch broeder van Pieter Hullebuys en molenaar te Eernegem. Je ziet deze familie heeft iets met molens. Hun huwelijksgeluk duurde niet lang. Reeds op zes juli 1866 overleed Sophia Marques. Pieter zou haar nog 18 jaar overleven en 90 jaar oud worden, wat voor die tijd zéér oud is. Hij overleed te lchtegem de dag vóór Kerstmis 1884.
Maar reeds in 1865 had Pieter Hullebusch de Bekegemse molen verkocht aan Ivo Maes. Deze eigendom werd als volgt omschreven: “Eenen koornwínd molen en 22 a. 40 ca. en onder molenwal en zaailand daer medegaende, staende en gelegen te Bekegem, Oost van de kerke, paelende Noord, Mr. Rembry te Diksmuide, Oost Amand Vermoortel, Zuid de straete lopende van Bekegem naar Zerkegem, en West de zelve straete, daer over Mr. Stevelynck notaris te Diksmuide… thans door den koper gebruikt (9) “.
Het goed werd verkocht aan Ivo Maes voor “vijf duijzend francs”! Te betalen binnen de 25 jaar plus intrest aan 4%. De verkoper verklaart nog dat hij en z’n vrouw Anna Lauwaerde dit goed verkregen hebben door koop van Joannes Van Moortel-Derinck en “de molen hebben zij daer opgesteld”.
Hier zien we nu dat de dorpsmolen pas in 1854 opgericht werd ter aanvulling of vervanging van de rosmolen. De molenwal had een doorsnede van ca. 16 m. en stond op ongeveer 7 à 8 m. van de straatkant (10).
Het is toch wel eigenaardig dat een koper van 62 jaar nog een betaaltermijn van 25 jaar krijgt. Toch waren die 25 jaar nog lang niet voorbij toen Ivo Maes het leven liet. Op 17 mei 1873 overleed hij te Bekegem. Hij had het dus niet meer beleefd dat één van zijn dochters, Idalie als zuster Gerarda in het klooster trad van de Maricolen te Brugge.
Stammoeder Marie Louise Van Dycke was nu voor de tweede maal weduwe en nog maar 45 jaar oud. Doch binnen het jaar trouwde ze voor de derde maal. Op 15 april 1874 was de gelukkige Amand Francis Vanhee, landman, wonende te Bekegem doch geboren te Jabbeke op 8 mei 1837. Hij is de zoon van Karel en Catharina Brouckmeersch. Blijkbaar zat Marie Louise er dan al goed voor, want bij notaris Depuydt te Eernegem lieten ze vooraf op 3 april een huwelijkscontract opstellen. Dat was toen nog niet zeer gebruikelijk.
Met de hulp van muldersknecht Eduardus Rietmaeker kon het molenaarsbedrijf draaiend gehouden worden tot zoon Diseré Maes de zaak kon overnemen. Doch deze had daar blijkbaar niet veel interesse voor. Hij wilde voor bakker leren en trok daarvoor naar Oostende. (De combinatie bakkers-molenaars in dezelfde familie kwam vrij regelmatig voor, bv. de families Monteyne en Lievens).
Diseré Maes werd geboren te Bekegem op 15 juni 1864. Hij was de enige zoon van Ivo en M. Louise Van Dycke. Op 23-jarige leeftijd verbleef hij te Oostende (11). Toch kende hij iets van de molenaarsstiel die hij waarschijnlijk samen met Ed. Rietmaeker beoefend had, of het toch van hem geleerd.
Uiteindelijk in 1887 verkoopt Diseré Maes de molen en bijbehorende café aan Mevrouw weduwe Achille Claeys-Vanden Berghe uit Brugge.
Louise Marie Vanden Berghe had tot dan een merkwaardig leven achter de rug. Ze is geboren te Brugge op 1 april 1850 als dochter van Petrus en Joanna Cosyns, handelaars in dezelfde stad. Reeds op 17-jarige leeftijd huwt ze aldaar op 6 augustus 1867 met Dhr. Gustavus Julianus Dominicus Schaeverbeke, zoon van de brouwer uit ‘t Hamerke te Brugge in de Langestraat (12). Daarop namen de jonggehuwden brouwerij “De Zon” over, eveneens gelegen in dezelfde Langestraat en reeds in werking sinds 1720. Het huwelijksgeluk duurde evenwel niet lang. Al in 1875 overleed Gustavus Schaeverbeke. Als weduwe met drie kinderen hertrouwde Louise Marie twee jaar later op 16 augustus 1877 met de 25-jarige Achille Pierre Louis Amand Claeys, koetsen- of wagenmaker en meester-zadelmaker, eveneens uit Brugge. Ook dit huwelijk bleef maar zes jaar duren. In 1883 overleed haar tweede man A. Claeys. Louise Vanden Berghe was dan nog maar 33 jaar. Maar ze liet de moed niet zakken, ze bleef verder de brouwerij uitbaten. Voor haar eigendom te Bekegem zal ze wel meer aandacht gehad hebben voor het bijbehorende café dan voor de windmolen, alhoewel deze in 1887 nog een rendabele “onderneming” was.
Terug nu naar Diseré Maes. Reeds bijna 30 jaar oud geworden was het tijd om op jacht te gaan. Uiteindelijk vond hij te Zerkegem een echtgenote en naamgenote: Paulina Maes. Pauline was geboren te Aartrijke op 27 september 1874 en was dus tien jaar jonger dan Diseré. Zij is de dochter van slachter Carolus Ludovicus en Rosalia Stephania De Schuijter, herbergierster te Zerkegem. Het huwelijk vond plaats te Zerkegem op 8 mei 1894 om 6 ure in de namiddag. De pasgehuwden vestigden zich langs de Gistelse steenweg te Zerkegem alwaar Diseré het beroep van bakker en molenaar uitoefende. (De huidige Maalderijstraat te Zerkegem herinnert nog aan zijn molen). Pauline werd herbergierster. Alles verliep er blijkbaar prima. Er werden niet minder dan vijftien kinderen geboren! De dertiende in de rij -nochtans een ongeluksgetal- zou later een beroemde sportheld worden. Jawel, zoon Romain -geboren op 10 augustus 1912- won in 1935 de “Tour de France”. En dit niet zomaar bij toeval. Neen, hij won de eerste rit, veroverde daardoor de gele trui en stond die niet meer af tot de aankomst in Parijs. Een echte flandrien… Romain won in deze Tour vier ritten en had te Parijs een voorsprong van 18 minuten. Dit is een exploot die nog maar door weinigen werd overgedaan.
Maar vader Diseré heeft dit niet meer mogen meemaken. Hij was reeds overleden te Zerkegem op 1 september 1920. Een interessant detail: de molen welke D. Maes had te Zerkegem bestaat nog. Na zijn dood werd deze windmolen gekocht door de Heer Wullepit uit Zarren. Hij zou deze standaardmolen aldaar opstellen in 1921, en dit ter vervanging van z’n vernielde molen door de troebelen van de eerste wereldoorlog.
De Wullepitmolen staat nog steeds te Zarren waar deze tot 1949 gewerkt heeft (13). Sinds 1973 is het een beschermd monument en aangekocht door de gemeente Kortemark.
Na de verkoop van de Bekegemse dorpsmolen in 1887 moet er dus een nieuwe molenaar komen. Vermoedelijk heeft Eduardus Rietmaeker daar enige tijd blijven werken om de molenaarsstiel door te geven aan Ludovicus Cobbaert.
E. Rietmaeker, zoon van Joannes en Francisca Kyndt uit Zerkegem, woonde te Bekegem en is er zelfs geboren op 21 januari 1858. Tot aan zijn huwelijk op 4 mei 1888 met Romanie Verplancke dienstmeid uit Bekegem, heeft hij als “muldersknecht” gewerkt. Vanaf 1889 was hij gewoon werkman en verhuisde dan naar Snellegem. Bij hun huwelijk was de hogergenoemde L.Cobbaert getuige.
Nu was het dus de beurt aan Ludovicus Cobbaert om er als molenaar te werken. L. Cobbaert is geboren te Bekegem op Godelievedag 6 juli 1857. Hij is de zoon van Franciscus, landswerkman en Sophie Sagaer, beiden uit Bekegem. Zeven en twintig jaar later trouwt hij eveneens te Bekegem met Rosalie Van Hulle landbouwersdochter uit Roksem. Toen was het 9 mei 1884. Rosalie was de dochter van Joannes en Ivonne Vanden Bussche. De molenaar van de Watervallemolen, August Callemeyn was er nog als getuige bij dit huwelijk. Later waren het al concurrenten L Cobbaert begon als herbergier en landbouwer, werd later nog molenaar erbij en… politicus. inderdaad, de nieuwe molenaar werd in 1903 gemeenteraadslid bij burgemeester August Monteyne en kort- voor de eerste wereldoorlog -in 1912- werd hij zelf burgemeester. Dit zou hij blijven tot aan zijn dood op 18 december 1938.
In de herberg van Cobbaert genaamd “De Kroon” kreeg men rond de eeuwwisseling eens het bezoek van enkele jonge gasten uit de buurgemeente Aartrijke. Zoals dat toen in de aard van de buitenlieden lag was men niet al te veel gesteld op vreemde bezoekers. Eén van die schuchtere mannen werd dan ook het slachtoffer van de volgende “grap”. Een aantal Bekegemse jongelieden trokken hem de broek uit en hingen deze aan een molenwiek, welke ze dan met behulp van een molenhaak naar omhoog draaiden. De arme jongen bleef tenslotte tegen het stampkot van de molen zitten wachten op z’n broek!
Sedert die tijd ontstonden te Bekegem een paar nieuwe volkse gezegden. Als men iemand wilde aanpakken die niet met zich liet sollen zei men: “dat ze dat maar laten, het zal toch niet pakken, hij is van Aartrijke niet”. En bij het zien van een onbekende op de gemeente -van Bekegem zei men dat het op het einde van de wereld lag- zei men dan: “Hij is van Aartrijke, ‘k zien ’t aan z’n gat…” (14).
Intussen waren de tijden veel veranderd zeker na de omwenteling van 14/18. Economisch was een windmolen niet meer zo rendabel. Er kwam bij de dorpsmolen dan ook een mechanische maalderij in het huisje van hogergenoemde Lombaré op het molenerf. Toen Louise Marie Vanden Berghe in 1911 -een paar jaar voor haar overlijden in februari 1913- de molen verkocht aan de familie Renaat Loobuyck-Vergauwe was het lot van de molen bezegeld. De molen werd omvergetrokken en de molenwal afgevoerd. Toch was dit de laatste molen die z’n wieken liet draaien te Bekegem, maar hij heeft het slechts 57 jaar volgehouden. Vergeleken met andere molens die soms zelfs een paar honderd jaar oud zijn, was de dorpsmolen een vrij jonge constructie. De molenplaats zelf echter was reeds in het begin van de 19e eeuw bekend.
André VAN POUCKE
Bronnen:
1. RAB: Archief gemeente Bekegem nr. 25 “Staat van openbare wegen”.
2. V.V.F. Brugge: Bekegem, volkstelling 1814 in deel 5.
3. Luc Devliegher: Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, “De molens in W.Vl.”, blz. 191, Lannoo Tielt 1984.
4. RAB: Archief gemeente Bekegem nr. 16.
5. A. Van Poucke: Bekegemnaar Charles Van Dycke, soldaat van Napoleon, in Noortover B 6e jg. 1993/94 nr. 2, bl. 50.
6. RAB: Register 132. Notariaat August De Busschere, Brugge akte nr.17 dd. 3/2/1854.
7. Plak en vlegt; plak en stak = leem en latten. G. Gezelle Loquella 1907.
8 M. Denduyver: Notariaat Depuydt Eemegem, in Noortover B 5e jg. nr. 3, 1992/93, bl. 74 (akte 39 dd. 2/7/1853).
9. RAB: Register 132. Notariaat Depuydt Eemegem, akte nr. 44 dd. 9/7/1865.
10. Kadasterplan Bekegem 1854.
11. H. Holemans: Westvlaamse wind- en watermolens, Kadastergegevens 1835-1990, deel 1 bl. 45. Studiekring Ons Molenheem, Kinrooi.
12. Mededelingen Dhr. H.L. Davans, St.-Kruis~Brugge. Brouwers waren Joannes Schaeverbeke en Anna Ther. Coppens.
13. Luc Devliegher: De molens in West-Vlaanderen… bl. 262.
14. H. Dekeyzer: Volksgezegde te Bekegem ontstaan bij de molen, in Ons Heem, jg. 19 1965, nr. 5.
Alle data uit de parochieregisters en registers van Burgerlijke Stand werden opgezocht in het Rijksarchief te Brugge (RAB).
Literatuur
Cobbaert T., Het dorp Bekegem: algemeen beschouwd, Bekegem, 1996.
Naert A. (ed.); Kroniek. Bekegem. Eernegem. Ichtegem. Wijnendaele, Torhout, 2001.
Symaeys A., De watervalle, in Ernigahem. Handelingen van de Kring voor Geschied-, Heem- en Familiekunde, jg. 13, nr. 1, 1994, p. 13-15.
Van Poucke A., Leven en welzijn in de tweede helft van de 18de eeuw in Bekegem, in Ernigahem. Handelingen van de Kring voor Geschied-, Heem- en Familiekunde, jg. 21, nr. 4, 2002, p. 93-95.
Van Poucke A., Molens en mulders te Bekegem. Een historisch – genealogische studie, Roksem, 1995.
Herman Holemans, Wetvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1993.