Molenzorg

Watou (Poperinge), West-Vlaanderen


Prentkaart voor 1914 (coll. Michel Russe)
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Plaatsmolen
Molen Joye
Molen Doolaeghe

Ligging
Oude-Provenstraat 3
8978 Watou (Poperinge)

noordzijde
ten O. v.d. Moenaardestraat
vroegere Molenstraat
400 m N v.d. kerk
kadasterperceel B308


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1825
Verdwenen
1925, verplaatst naar Geluveld
Beschrijving / geschiedenis

De Plaatsmolen, Molen Joye of Molen Doolaeghe (naar de utibaters) was een houten korenwindmolen aan de noordzijde van de Oude-Provenstraat (nr. 3), de vroegere Molenstraat, aan de oostzijde van de Moenaardestraat.

Volgens André Lejeune (1911-1987, zie meer onder Stavele, Westmolen), zoon van de laatste molenaar Achiel Lejeune, was de Plaatsmolen uitgerust was met drie steenkoppels. Twee daarvan lagen naast elkaar tegen de windweeg en werden aangedreven door een spoorwiel. Een molen "met verdubbeling" dus.

De staakmolen werd gebouwd tussen 1775 en 1825. We zien hem nog niet op de Ferrariskaart (ca. 1775), maar wel op de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) als "Moulin", op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) als "M(oul)in de Watou" en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860) zonder benaming.

In de linkerdeurstijl was het jaartal 1830 gekerfd achter de naam "BENOIT CAMIEL". Andere inscripties in de houten balken waren ondermeer: "B I V" en "V M A M V M" op dezelfde deursteul, de initialen "P.M." op de middenlijst, alsmede een deel van het Christusmonogram met de letters "I.B.M." op een weegband.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Moncarey Michiel, molenaar te Watou
- later, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Michiel Moncarey)
- 30.04.1875, verkoop: Moncarey Arsène Désiré, molenaar te Watour (notaris Capelle)
- 10.05.1876, verkoop: Accou-Mahieu Seraphinus, molenaar te Watou (notaris Butaye)
- 18.05.1881, erfenis: en de kinderen (overlijden van vrouw Mahieu)
- 02.11.1882, erfenis: de kinderen (overlijden van Seraphinus Accou)
- 06.10.1886, verkoop: Accou-Pinte Desiderius, molenaar te Watou (notaris Devos)
- 0410.1899, verkoop: Joye-Serryn Pieter, molenaar te Watou (notaris Devos)
- 11.09.1915, erfenis: a) Joye-Serryn Pieter, de weduwe (voor 1/2 volle eigendom + 1/4 vruchtgebruik), molenarin te Watou en b) Doolaeghe-Joye Alfons (voor 1/2 volle eigendom + 1/4 naakte eigendom), moelnaar te Watou (overlijden van Pieter Joyhe)
- 05.12.1918, erfenis: Doolaeghe-Joye Leon Alfons, molenaar te Watou (overlijden van de weduwe Serryn van Pieter Joye).

Op een andere molen te Watou: Lanszweert René-Merlin-Cornelis, geboren te Stavele op 09.06.1885, overleden te Watou op 24.11.1953, gehuwd met Decae Zoë.

Telgen uit belangrijke molenaarsfamilies waren onder de eigenaars te vinden: Michiel Moncarey en Arsène-Désiré Moncarey, opgevolgd door Seraphinus Accou en Désiré Accou. De eerder genoemde Camiel Benoit, die zijn naam achterliet in een inscriptie, was wellicht een muldersknecht en geen eigenaar.

Bij akte verleden voor notaris Devos te Watou op 4 oktober 1899 verkocht Désiré Accou de korenwindmolen met woonhuis en afhankelijkheden aan Pieter Joye-Serryn voor 8000 Belgische frank. In de bewaarde akte (privé-bezit) steekt ook een schulderkentenis door Joye aan Accou van een som van 4000 frank voor 10 jaar aan 4%. Zo ontstond de benaming Joyes molen.
Petrus Joye werd te Roeselare geboren op 7 september 1844 en was gehuwd met Rosalia Serryn. Hij woonde in de molenaarswoning dat voor de eerste wereldoorlog nog met stro was bedekt. Hij overleed te Watou op 70-jarige leeftijd op 11 september 1915.
Hun dochter Emma Joye huwde met Leon Alfons Doolaeghe (de grootvader van Michel Doolaeghe) en zo werd de molen sindsdien 'Doolaeghe's molen' genoemd. Hij was geboren te Reninge op 1 september 1872 en overleed  te Watou op 15 januari 1954. Alfons ging met de kar naar de boeren om het graan te halen die hij dan maalde. Nadien bracht hij de zakken meel terug naar de boer. Op het einde had de molen een gesloten voet.

De molen kwam ongeschonden uit de eerste wereldoorlog. Alfons Doolaeghe gebruikte de molen nog maar weinig meer. Hij verpachtte de molen aan Achiel Lejeune, die verhuisde vanuit Elzendamme. Hij knapte de molen wat op en stak er een nieuwe roede. Hij startte de molen op, maar het cliënteel was weg en bleef weg. Na drie jaar, in 1923, hield hij het voor bekeken. Hij trok naar de wijk Hallebast in Dikkebus. Hij kocht "in oorlogsschade" de puinen van de Wittebroodmolen aan. Achiel bouwde er een maalderij op die hem veel werk bezorgde.

Achiel-Cornelius Lejeune was geboren te Krombeke op 9 juli 1883 en huwde met Maria De Puydt (°Pollinkhove 25.04.1887, +Brielen 08.04.1963). Ze kregen in totaal 12 kinderen. Het tweede kind, André, (1911-1987) was van 1936 tot 1961 molenaar op de Westmolen te Stavele. Vader Achiel was eerst molenmaker, vervolgens molenaar in Watou en Dikkebus (waar hij een mechanische maalderij oprichtte op de plaats van de vernielde Wittebroodmolen) en tenslotte weer molenmaker te Brielen bij Ieper.  Zijn vader was gedurende 15 jaar timmerman bij Henri Tirou, een molenmaker te Beveren-aan-de-IJzer. Van jongs af aan stonden Achiel en zijn broer Henri hun vader bij in het bedrijf. Ze leerden het vak echter vooral bij Karel Blondé uit Alveringem. "De meest beroemde molenbouwer van zijn tijd", aldus zoon André Lejeune. "Maar 's maandags werkten ze nooit - dan gingen ze pintelieren! Deze reputatie hadden ze blijkbaar niet gestolen, want iets soortgelijks werd ook verteld door oud-molenaar Jozef Lefèvre uit Hoogstade.

Achiel Lejeune kwam tragisch aan zijn levenseinde. Hij had samen met de Noord-Franse molenbouwer Eugène Roos de staakmolen van Crochte afgebroken om hem weer op te bouwen in Coquelles bij Calain. Deze Eugène Roos was op 14 augustus 1952 het slachtoffer van een motorongeval op de grote weg naar Duinkerke. Achiel werkte alleen verder, de molen was bijna af. Op zaterdag 5 september zaagde hij in de vloer van de meelzolder het "basculegat" uit waar de bascule moest komen. Hij viel echter door deze opeing en kwam met zijn hoofd op één van de teerlingen terecht. Men stelde o.m. een dubbele breuk van de ruggengraat vast. Men bracht hem nog over naar het ziekenhuis van Calais en overleed op 9 september 1952.

De uitbating van de Plaatsmolen te Watou bleek niet meer rendabel te zijn. Alfons Doolaeghe bood hem te koop aan in verschillende advertenties in het vakblad "De Belgische Molenaar". De Eerste Wereldoorlog was juist voorbij en Alfons had duidelijk kopers op het oog in de verwoeste gewesten: "Te koop om te verplaatsen", luidde de kop boven de annonce. En verder: "Koornwindmolen in zeer goeden staat. Zich te bevragen bij den verkooper Alfons Doolaeghe te Watou (prov. W.-Vl.)

De eerste belangstelling kwam uit Beselare, om de vernielde Molenhoekmolen te vervangen. Dat plan mislukte en in 1923 meldde zich juffrouw Leonie Keingiaert de Gheluvelt als kandidaat-opkoper. Dee dame was burgemeester van Geluveld: de eerste vrouwelijke burgemeester van België! Haar vader was burgemeester van Ieper geweest op het einde van de 19de eeuw. Deze adellijke famiie speelde een belangrijke rol in de regionale politiek. In Geluveld bezat men een kasteel, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog werd vernield en in de jaren 1930 in dezelfde stijl op de vroegere plaats werd herbouwd. Maar ook de Geluveldmolen, die sneuvelde in de late oktoberdagen van 1914, was gedurende vele generaties het eigendom geweest van de familie Keingiaert. In een poging het verleden te reconstrueren besloot Leonie Keingiaert dan ook de molen van Alfons Doolaeghe aan te kopen en in Geluveld te herbouwen op de plaats van de verwoeste voorganger.

De molenbelt moest weer aangelegd worden waarop de molen verrees. De opbouw geberude door molenmaker Charles-Louis Cappon uit Wervik. Om een goede windvang te verzekeren, werd de windmolen op uitzonderlijk hoge teerlingen geplaatst, waardoor het noodzakelijk was een hangende gaanderij aan te brengen. Hij draaide voor het eerst opnieuw op 29 oktober 1926. Jules Devos, de waard van de herberg 'Het Brouwershof' was nu de molenaar van dienst.

Links op de hoofdfoto (uit 1921-1922) zien we een kapel, genaamd de Keizerskapel, op de splitsing van de Moenaardestraat en de Houtkerkestraat. Ze werd tijdens tijdens het bombardement van 28 mei 1940 vernield. Tijdens de processie werd hier halt gehouden om er te bidden voor het H. Sacramentsbeeld dat er uitgestald was.

Molenaar Désiré Accou woonde aan de overzijde waar hij ook herberg "Au Moulin" openhield (huisnummer 6). Deze herberg werd opengehouden door zijn opvolger Prosper Leupe-Accou tot 1959. Het huis werd in 2012 bewoond door Emile Lemaire-Kesteman.
Naast de Plaatsmolen stond herberg "De Molenwal" (huisnummer 1). Van 1924 tot aan de sluiting op 31 december 1961 werd die opengehouden door Karel Butaeye-Fockenoy. Bewoner van het huis in 2012 is Albert Geldhof.

Voor verdere gegevens, zie onder Geluveld, Geluveldmolen.

A.R. GOUSSEY, John VERPAALEN & Herman HOLEMANS

Literatuur

L.A. Rubbrecht, "Geschiedenis van Watou", Brugge, 1910.
A.R. Goussey, "De windmolens van Watou", in: Bachten de Kupe, IX, 1967, p. 154-159; opnieuw verschenen in: Aan de Schreve, X, 1980, 4, p. 1-5;
Herman Holemans, "De windmolens van Watou", Ons Molenheem (Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem), 1996, nr. 3, p. 21-25.
John Verpaalen, "Molens van het Hoppeland", Koksijde, De Klaproos, 1997.

Herman Holemans, "West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten V-Z , Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2005.
Marcel Pauwels, "De molens van Geluveld", in: Zonneheem, Heemkundig tijdschrift van 'De Zonnebeekse Heemvrienden', Zonnebeke, jg. 8, 1979, nr. 2, z.p., ill., plan;
Jozef Maes, De Oude Molen van Geluveld in: De Belgische Molenaar, LXII, 1967, nr. 17.
Dirk Ooghe, "De molen(s) van Geluveld", in: Het Zonneheem, 38ste jg., 2009, nr. 2 (april-juni), p. 21-32.
Luc Devliegher, "De molens in West-Vlaanderen", Tielt/Weesp, 1984, p. 420-421 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9);
Chr. Devyt, "Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965", Brugge, 1966, p. 72;
Jeroen Cornilly, "Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel 1. Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt", Brugge, 2001, p. 239.
E(ls) D(e) K(inderen), "Wrochten en wroeten op en rond de molens in de Westhoek", Levende Molens, VI, 1984, nr. 11.
John Verpaalen, "Molens van de frontstreek", Kortrijk, 1995, p. 62-65;
Roland Annoot, "De molens in het Westland", Ieper, 1950, p. 12;
Jozef Maes, "De oude molen van Geluveld", in: De Belgische Molenaar, LXII, 1967, nr. 17 (7 sept.), p. 246-247;
(L. Smet), "Geluveld", in: Molenecho's, VI, 1978, p. 50-51.
Jacques Lorthiois, "Flandre Occidentale. Meuniers et moulins de West-Flandre", L'Intermédiaire des Généalogistes, n° 170, XXIX, 1974, 2, p. 116-126 (124).
Michel Russe, "Watou herbergen", in: skynetblogs, dec. 2011.
.

Overige foto's

<p>Plaatsmolen<br>Molen Joye<br>Molen Doolaeghe</p>

Prentkaart ed. Bazar, Gruwier-Deheegher, Watou, 1911 (coll. Michel Russe)

<p>Plaatsmolen<br>Molen Joye<br>Molen Doolaeghe</p>

Prentkaart Edit. Boerhave - H., Watou, 1921-1925 (coll. Michel Russe)

<p>Plaatsmolen<br>Molen Joye<br>Molen Doolaeghe</p>

Verzameling Ons Molenheem

<p>Plaatsmolen<br>Molen Joye<br>Molen Doolaeghe</p>

Verzameling Ons Molenheem

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: maandag 22 juli 2019

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens