Molenzorg

Westvleteren (Vleteren), West-Vlaanderen


Foto coll. Ernest Leeuwerck, ca. 1925 (thans coll. Stichting Levende Molens, Roosendaal).
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Dismolen Dischmolen
Decadts molen, Molen Decat

Ligging
Krombekestraat 12
8640 Westvleteren (Vleteren)

eerst zuidzijde, later noordzijde
1,1 km ZW v.d. kerk
kadasterperceel A679 (tot 1842)
A581c (na 1842)


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1700 / 1842, verplaatst
Verdwenen
1937 - mei, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De 'Dischmolen' of 'Decadts molen' was een houten korenwindmolen in de Krombekestraat, aanvankelijk aan de zuidzijde (ten oosten van het huisnummer 13) en sinds 1842 aan de noordzijde, nr. 12. Deze molen dankt zijn naam aan de eigenaar, de Disch of het Armenbestuur, en aan de laatst gekende molenaarsfamilie, Leonard en zoon Henri Decadt.

De staakmolen werd in 1549 gebouwd. Volgens een oorkonde van de Rekenkamer van Rijsel in 1549 kreeg het Armenbestuur ("La Table des Pauvres") van Westvleteren in dat jaar de toestemming om een korenwindmolen te bouwen. Het bestuur liet de molen oprichten en verpachten en verwierf aldus een nieuwe bron van inkomsten.

Pachters van de Dismolen:
- Jean Joye (1561)
- Jacques Feys (1698)
- Jacques Quequer (1701)
- Jacobus Pauwels en Jan de Coop, aftredende pachters (1707)
- Michiel Lavaert en Jan Vandenberghe, aantredende pachters (1707)
- Jan Provoost (1726)
- Jozef Duytschaever (1730)
- Pieter Vandenberghe (1733)
- Louis Broucxau (1772)
- Louis Dehem (1782)
- weduwe Vandenbussche, aftredende pachter (1807)
- Louis Vandenbussche, aankomende pachter (1807)
- Benoit Cappoen (1836)
- Frans Vandenbussche (1857)
- August Debacker (1880)
- Leonard Decadt (1888)
- Henri Decadt (1910)

De Dischmolen ("den cooren w intmeulen, den disch alhier competeerende") werd op 27 augustus 1697 bij opbod verpacht. Zoals dat hoorde, gebeurde de verpachting voor de n otaris. Dat was sieur Cornlis Vander Plaetse die in Oostvleteren resideerde. Hij stelde twee getuigen aan: de lokale "amptsman" Jacobus De Baenst en Antheunis Persyn.

Pastoor De Guysne, "dischmeester" Carel De Puyst en Antheunis François Butaye ("hoofdman van de parochie van West-Vleteren") vertegenwoordigden de dis, eigenaar en verpachter van de molen.

Voor de verpachting stelde de dis deze "conditien":
- De pacht liep over drie opeenvolgende jaren met ingang in mei 1698.
- Met de molen worden mede verpacht "het meulenhuys ende ovecot staende op het Eversamlant". De pachter moet deze gebouwen bij het ingaan van zijn pacht  "bij prisie" overnemen. De geschatte waarde ervan moest hij aan de dis betalen. Gedurende de pachttermijn dient hij ze op zijn kosten te onderhouden en naargelang ze aan het einde van de pacht in een verbeterde of verslechterde toestand bevonden worden, krijgt hi de betaalde oveernameprijs terug met opleg van de meerwaarde of onder aftrek van de minwaarde. De "passagie ende uuytwegh" van het "molenhuizken over 't Eversamlant" moet de pachter met de eigenaar van de grond regelen, maar wathij daarvoor te betalen zal hebgben, mag hij niet van zijn molenpacht aftrekken.
- De jaarlijkse pachtsom die zal geboden worden, dient in vier gelijke delen, om de drie maanden, in de handen van de dismeester overgegeven te worden.
- Op die pachtsom mag de pachter hoegenaamd niets in rekening brengen van de belastingen, die onder welke vorm ook, op de molen en het huis gelegd worden gedurende de pachttermijn. De pachter alleen moet deze belastingen dragen. Deze werden onder vele namen opgeëist:  "pointinghe, settinghe, contributies, loogementen van soldaete, rechten soo ordinaire als extradordinaire, immers geene gesondert nochte gereserveert".
- Ter gelegenheid van de vier hoogdagen (Pasen, Sinksen of Pinksteren, Allerheiligen en Kerstmis) moet de pachter gratis leveren om uitgedeeld te worden "telkens drie spynden terwemulter, weghende elck spynt vierentsestigh pondt veurengewichte (Veurnse maat)", hetgeen iedere keer op ongeveer 82,50 kilogram tarwemeel neerkomt. Desnoods zal hij zelf de bedeling doen op aanwijzing van de pastoor en de dismeester.
- Voor zijn recht van malen mag de pachter "ten tijde van dierste van graenen" niet méér nemen dan "tot drye ponden van den spynde veurnegewichte", hetzij nagenoeg 5% van het gewicht van het meel (4,6875 kg op honderd om precies te zijn).
- Wanneer de pachter op het zeggen van de dismeester meel levert aan de armen, moet hij de hogergenoemde verhouding 64 pond/spint respecteren. De prijs dient hij met de dismeester overeen te komen.
- Er is ook gedacht aan de mensen die met hun "bacxte" (de hoeveelheid graan die men doet malen om dan het meel onmiddellijk te (laten) bakken) naar de molen komen: desgevraagd moet de pachter de bakten ophalen en neerlaten.
- Aan de parochianen dient hij voorrang te geven op vreemden.
- Zo door gebrek aan toezicht of zorgeloosheid van de pachter schade ontstaat aan de molen of het huis door "storm ende winde ende brandt" dan komen de herstellingskosten ten laste van de pachter "soveele de prysie is bedraeghende". Uitzondering wordt gemaakt voor schade door donder en bliksem en oorlogsgeweld.
- Voor het "roerende ende draeyende werck" in de molen is een bijzondere regeling voorzien. Er is verplichting tot overname ervan door de aankomende van de afgaande pachter. De laatste prijs is een vaste som, namelijk vijftig ponden groten Vlaams. Het lijkt wel of de dis dit niet onaanzienlijk bedrag gewoonlijk "in lening geeft". Zo wordt de pachter weliswaar eigenaar van het roerende en draaiende werk met alle verantwoordelijkheid vandien, maar hij hoeft er geen kapitaal voor te mobiliseren. Mits het "werck gedurende de pachttermijn in dezelfde staat behouden blijft als de pachter het bij zijn aankomst vindt, zal diens schuld bij het "afscheeden" vanzelf gedelgd worden door eenzelfde regeling in de pachtvoorwaarden van de molenaar nà hem. Wel geldt ook hier dat schade of verbetering worden vergoed.
De pachter verbindt zich op zijn bezittingen, tegenwoordige en toekomende, de gestelde voorwaarden na te leven. Maar er worden nog meer garanties geëist: binnen de drie dagen na de overslag, moet de pachter twee goede "souffisante" borgen stellen die de goedkeuring van de verhuurders wegdragen. Zoniet is de overeenkomst verbroken en wordt er opnieuw verpacht "à la folle enchère" na een enkel kerkgebod, alle nadelige gevolgen voor de verhuurders ten laste van de in gebreke gebleven eerste pachter.
- Zoals gebruikelijk zal de pachter bij de toewijzing de ernst van zijn bod bewijzen en de overeenkomst bekrachtigen door de onmiddellijke betaling van wat we nu een handgeld noemen.
- Voor de "godtspenninck" is het bedrag bepaald op 12 schellingen. Dit is bestemd voor de armen van de parochie bestemd en gaat dus naar de dis. Het is een klein bedrag, zowat de prijs van een halve kilogram boter. Daarnaast is er de "lyfcoop". Die bestaat er gewoon in dat de overeenkomst "beklonken" wordt: de pachter biedt iets te drinken aan de verhuurders, de notaris, de getuigen en wie er verder nog bij de verpachting aanwezig zijn. Wat en hoeveel wordt door de verhuurders aan de "discretie" van de pachter overgelaten.
- Onvermijdelijk moet de pachter tenslotte nog opdraaien voor de "onkosten van de verpachtinge", wat we nu "het schrijven" noemen. Hiervoor is het bedrag wel bepaald. Er is een som van 36 ponden, contant te betalen. Dat is zestig maal zoveel als het bedrag van de godspenning.

Er werd geboden en opgeboden en uiteindelijk werd - merkwardig genoeg - de pacht overgeslagen op niemand anders dan dismeester Carel De Puydt zelf voor 366 ponden parisis per jaar.Wellicht had hij enkel geboden om de pachtprijs wat op te drijven en was bij bedrogen uitgekomen, omdat er niemand meer verhoogd had. Feit is alleszins dat hij "met ghemeene consent" de pacht op staande voet overdroeg aan Jacques Feys, die er dan toch 408 ponden parisis per jaar voor over had. Ter vergelijking: een hofstede van ongeveer 28 gemeten (ca. 12 hectaren) werd toen in Vleteren verpacht voor 336 pond parisis per jaar.

Vreemd genoeg staat de molen niet aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775). We zijn er nochtans zeker van dat de molen in 1772 bestond, toen Louis Brouxcau er molenaar was.

Tijdens het Franse bewind werden de eigendommen (landerijen en bossen) van de abdij van Eversam na verbeurdverklaring als nationaal goed verkocht aan een particulier. Het perceel waarop de molen stond, was voor 1830 in het bezit van de erfgenamen van Marie-Thérèse Decoene, de molen zelf behoorde toe aan de "Armendisch" van Westvleteren. Rond 1830 werd dat perceel verkocht aan Constantin Dubois uit Roeselare. De nieuwe eigenaar verhoogde onmiddellijk de pachtprijs van deze grond van 18,15 frank naar 100 frank, met de bedoeling door deze hoge prijs de molen te kunnen kopen.

Hierop nam de Commissie van Openbare Onderstand in haar zitting van 17 mei 1842 een drastische beslissing. Men zou de de molen, het "meulenhuys" en het "assecot" (roskot, rosmolen) verhuizen naar de overkant van de Krombekestraat op een stuk grond, eigendom van het armennbestuur.

Een bijzonderheid is dat de "Atlas der Buurtwegen," die in die periode werd opgemaakt, twee staakmolens toont: zowel op de oude als op de nieuwe standplaats!  Uiteraard zijn er nooit twee molens geweest. Bij de oude standplaats zien we de benaming "Disschen Meulen, Moulin". We zien de molen nog op de oude standplaats op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1840), als "Disschen Molen".

In de jaren 1850 had molenaar Benoit Cappoen tweemaal af te rekenen met nachtelijke diefstallen in de molen zelf. In de nacht van 15 op 16 november 1853 stalen dieven anderhalve hectoliter tarwe en in de nacht van 16 op 17 augustus 1858 stalen ze een 30-tal kilogram meel .

In de molen stond de inscriptie "DEGRYSE Leo 1856", die zich in 1950 nog bevond in de deustejl van een stalling. Deze balk is evenwel voor 1995 niet meer aanwezig. Vermoedelijk was Leo Degryse een molenaarsknecht.

In 1880 kwam een einde aan het pachtcontract voor de molen met 95 are en 53 ca gras en zaailand aan de weduwe Franciscus Vandenbussche. August Debacker, molenaar te Langemark (°Beerst 1845) en zijn aanstaande echtgenote Julie Decroos werden de nieuwe pachters voor een gebruikelijke periode van 9 jaar. Uit het verslag van de molenoverdracht: "overwegende dat de windmolens grotelijks verminderd zijn in waarde, daar de bakkers weinig tarwe doen malen malen in meel, dewijl zij bijna niets anders gebruiken dan of bloem voortkomende van de vuurmolen (mechanische molen) ... overwegende dat sedert vier jaren, een derden windmolen (aan het Jagershof) en een vuurmolen (die van Sint-Sixtus) in deze gemeente gesticht geweest zijn, hetgeen het werk van de dischemolen grotelijks heeft doen verminderen en bijgevolg dat de geofferde som van 400 fr. genoegzaam is..."

De volgende pachter in 1888 was Leonard Decardt (°Staden 1823 - +Westvleteren 1906), in de volksmond "Leo Catjes". IHij was een lid uit het beroep molenmakersgeslacht dat van Staden afkomstig was. n de volksmond spreken ze nu minder van de "dischmeulen", maar wel van "Catjes meulen". Na het overlijden van Leonard kregen de weduwe Mathilde Persoone en haar zoon Henri in 1910 de toestemming van de Commissie voor Openbare Onderstand (C.O.O.) om naast de windmolen een stoommachine te plaatsen. Een jaar later plaatste Henri ook een dieselmotor. In periodes van windstilte kon de molenaar met deze aanvullende krachtbron toch verder malen.

Tijdens de eerste wereldoorlog was de molenaar getuige van voorbijtrekkende Franse en Belgische troepen op weg van en naar het front, want de Krombekestraat was een belangrijke aanvoerweg. De molen kwam onbeschadigduit het oorlogsavontuur, maar toch was zijn einde nabij. De Commissie voor Openbare Onderstand stelde in 1922 vast dat het molenhuis zich in onbewoonbare staat bevond en men besloot het huis te herbouwen: een nog bestaand huis met een mansardedak.

De Dismolen werd in 1926 stilgelegd. De molen geraakte steeds meer in verval. Volgens een aquarel van Pierre Drobecq uit 1929 was de houten binnenroede gebroken tegen de askop en werd het kruis gedraid, zodat de overgebleven wiek naar beneden was gericht.

De molen werd in 1936 uit de hand verkocht aan molenaar Henri Decadt, die de molen in mei 1937 liet afbreken. D roeden waren al weggehaald en de kast was aan de trapzijde onder de hoekstijlen gestut. Aan één zijde werden de schoren (meester- en okselband) weggenomen, zodat de molen aan die zijde kon kantelen. Er bleef een foto bewaard (familiearchief Doise), genomen door Julien Derycke uit Westvleteren, waarop we de vallende molen zien en molenaar Herni Decadt - niet zonder emotie - met zijn rug naar de lens. Op donderdag 27 mei 1937, om 14 uur, werden de afbraakmaterialen openbaar verkocht (kantoor van deurwaarder Gyselen te Diksmuide). Het vangwiel vond een nieuwe bestemming in de nieuwe stenen Lindemolen van Alveringem (molenmakers Florent Blondé uit Alveringem en Achiel Lejeune uit Westvleteren).

Henri Decadt, die in 1944 overleed, maalde verder met een mechanische maalderij aan de Krombekestraat 12, waarachter de molen stond. Naast deze maalderij hield Decadt de herberg "In 't Molentje" open.De maalderij was uitgerust met 1 koppel Franse stenen (aangekocht  eind 1996 door de molenbouwers Peel, verwijderd en geplaatst in molen De Ooievaar in Terwolde, Nl.), 2 koppels kunststenen (waarvan 1 koppel zogenaamde gatenstenen), een buil, haverpletter, cilinder (bovenbreker), bascule, zakkenlift en elevator. Er was een dieselmotor van Doom & Mahieur uit Ieper die later vervangen werd door een elektromotor op zolder. Zoon Roger Decadt (° Westvleteren 7 november 1921 - † Poperinge 6 december 1989) zette de uitbating verder tot het einde van de jaren 1970. De maalderij werd in 1997 gesloopt. Kort voor de sloop nam molendeskundige John Verpaalen uit Roosendaal foto's van het interieur.

Domien DOISE, John VERPAALEN & Lieven DENEWET

Bijlagen

De Standaerd van Vlaenderen, 22 november 1853
In den nacht van 15 tot 16 dezer maend is er een diefte met braek en beklemming gepleegd geworden in eenen molen te Westvleteren, ten nadeele van den mulder Cappoen. De dieven hebben een hektoliter en half tarwe ontstolen.

De Standaerd van Vlaenderen, 24 augustus 1858
In den nacht van 16 tot 17 dezer, eene diefte van een dertigtal kilogramman meel is gepleegd geweest te Westvleteren, in den molen en ten nadeele van den mulder B. Cappoen. Men kent nog de daders dezer diefte niet.

De Poperinghenaar, 16 mei 1937, p. 6
Kantoor van Deurwaarder
Gyselen te Diksmuide.
Op donderdag 27 Mei 1937
te 2 uur namiddag.
Openbare verkooping
van
Gemeente Westvleteren
Afbraak van den molen
van Heer Henri Decat, te Westvleteren.

Literatuur

Archieven
Archives départementales du Nord, Série B (Chambre des Comptes). Registre (oprichtingsoctrooi 1549).
Familiearchief Doise. Historische notities over de molens door Jozef Doise
Familiearchief Doise, foto van Julien Derycke uit Westvleteren van de sloop, mei 1937.
Familiearchief Vandemaele (afkomstig van Roland Vandemaele), Westvleterenn (afschrift van pachtakte uit 1697).
Bergues, Musée du Mont-de-Piété, fonds Pierre Drobecq, Moulin Dischmolen Westvleteren, 1929.

Uitgegeven bronnen
"De Standaerd van Vlaenderen", dinsdag 22 november 1853 (graandiefstal)
"De Standaerd van Vlaenderen", dinsdag 24 augustus 1858 (graandiefstal)
"De Poperinghenaar", 16 mei 1937, p. 6 (verkoop sloopmateriaal)

Werken
Marc De Jonckheere, "Verdwenen Vleterse windmolens", in: Vlietmara, VII, 1985, 2, p. 6-12.
Herman Caulier, Domien Doise, Jan Doise, Jef Doise, Dany Titeca, Dirk Van Hee, Myriam Verfaillie, "Westvleteren in de rust van een beek en een abdij", Westvleteren, 2009, p. 169-160.
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten V-Z , Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2005.
Domien Doise, "Dorpsmonografie van Westvleteren", 1959.
A.R. Goussey, "Henri Lejeune, molenbouwer te Westvleteren", in: Catalogus molententoonstelling 1963, organisatie heemkring "Bachten de Kupe"
John Verpaalen, "Molens van het Hoppeland", Koksijde, 1997.
Willy Depuydt, "De verpachting van de Dismolen te Westvleteren anno 1697", in: Vlietmara, VII, 1985, 2, p. 34-38.
Jean-Pierre Debyser, "Henri Lejeune, molenbouwer te Westvleteren", Vlietmara (Heemkring van Vleteren), VII, 1985, p. 2, p. 25-28.
Patrick Descamps, "Les moulins de Pierre Drobecq", Atelier Galerie Editions, 2016 (Collections Musée du Mont-de-Piété) ISBN : 97829166011372016.

Mailberichten
John Verpaalen, Roosendaal, 31.08.2018.

Overige foto's

<p>Dismolen Dischmolen<br>Decadts molen, Molen Decat</p>

Foto Julien Derycke, mei 1937, bij de sloop (coll. familie Doise), Westvleteren)

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zaterdag 1 september 2018

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens