Molenzorg

Wilskerke (Middelkerke), West-Vlaanderen


Foto: Donald William Muggeridge (°1918), 23.05.1945 (coll. Univerisity of Kent, Cambridge)
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Dorpsmolen
Molen Gernaey
Molen Logghe

Ligging
Fleriskotstraat 32
8430 Wilskerke (Middelkerke)

zuidzijde
nabij de Polderweg
400 m ZW v.d. kerk
kadasterperceel B266


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1552
Verdwenen
1947 - 1 juli, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Dorpsmolen of molen Gernaey (naar de uitbater) was een houten korenwindmolen aan de zuidzijde van de Flleriskotstraat (nr. 32), iets ten oosten van de kruising met de Polderweg, op 400 meter ten zuidwesten van de kerk van Wilskerke. Hij rustte met zijn teerlingen  eenvoudig op de platte grond zonder een wal.

Hij werd reeds vermeld in 1552.

Jan Van Poucke was van 1692 tot ca. 1697 molenaar in Wilskerke. Daarna werd hij, wellicht tot aan zijn overlijden in 1719, "Meulenaer van den Noortmeulen" te Leffinge. In 1698 was hij lid van het Sint-Sebastiaansgilde (schutterskring) te Leffinge. Volgens de "Beterdinghe" van 1699 (f° 36 v°) woonde hij op het 25e begin 19, dit is de plek waar de Noordmolen en de molenaarswoning te Leffinge stonden.

De Dorpsmolen staat aangeduid op de kaarten van Fricx (1712) en met het bruin symbool van een staakmolen op Ferraris (ca. 1775).

Op een balk boven de toegangsdeur stond de inscriptie "David Desseyn 1757". (Dit werd opgetekend door pastoor Depoorter bij de afbraak van de molen op 1 juli 1947). Vermoedelijk was hij de molenmaker die toen de molen herstelde, met o.m. een nieuwe houten buitenbekleding.

In de Gazette van Gend van 12 maart 1792 verscheen de volgende verkoopsadvertentie: Op 3, 17 en 31 maart 1792 wordt, in de herberg den Eliphant in de parochie van Sint-Kruis bij Brugge, openbaar verkocht: een schone en welbeklante korenwindmolen, met alle draaiende werken, de huizing en andere edificiën, staande op een erf van 34 roeden “binnen het Ambacht van Kamerlinx” ter parochie van Wilskerke (bij Middelkerke) in het Land van de Vrijen, actueel gebruikt door Joannes Gernaey, wiens pacht nog loopt tot 25 juli 1792. Instel en verhoging op 415 £ gr.  wisselgeld.  Inlichtingen  bij  landmeter Mabesoone te Brugge in de Predikersstraat, die de verkoop zal leiden.

In de late 18de eeuw en 19de eeuw waren leden van de familie Gernaey hier molenaar. De eerste, vanaf 1786, was Joannes Franciscus Gernaey. Hij komt voor in de lijst der leden van het Sint Sebastiaensgilde (1786) en wordt ook aangehaald in de Rolle van Gebruikers van Vrylant in Wilskerke (1791). Hij huwde in 1786 met  Carolina Maeyens. Ze hadden vijf kinderen, vier meisjes en een zoontje, dat op vijfjarige leeftijd overleed. Hun eerste kind Anna werd op 1 februari 1787 geboren. Een andere dochter, Melanie Gernaey (°Wilskerke 1843), huwde met Petrus Jacobus Damianus Senave. Deze erfde in 1861 de Duinenmolen van Wilskerke.

Eigenaars na 1810:
- 1814, eigenaar: Gernaey-Roelof Petrus Joseph, molenaar te Wilskerke, eerder te Sint-Michiels. Petrus Gernaey, afkomstig uit Sint-Michiels, was gehuwd met Barbara Roelof uit Moerkerke. Op de ezel van de molen stond gegrift: "Pieter Gernaey 1814". De nieuwe molenaar maakte carrière in de gemeente: schepen in 1822, in hetzelfde jaar burgemeester en dit tot 1842. Een jaar later werd hij kerkmeester. De familie groeide aan met vijf kinderen waarvan de oudste zoon Peter Ambrosius opvolger werd in 1845. Vader Petrus en Barabara keerden terug naar hun geboortestreek Moerkerke.
- 28.05.1841, verkoop: Gernaey-Danneel Petrus Ambrosius (zoon van Petrus), molenaar te Wilskerke (notaris Verhulst). Petrus Ambrosius huwde in 1842 met Johanna Danneel uit Slijpe. Deze stierf reeds een jaar later, een maand na de geboorte van hun dochtertje Philomena. Hij hertrouwde met Coleta Vandenberghe uit Slijpe. Coleta werd in 1866 weduwe.
- later, erfenis: en anderen
- 21.06.1844, verkoop: Gernaey Petrus Ambrosius (weduwnaar Danneel), molenaar te Wilskerke (notaris Verhulst); hij huwde een tweede maal met Coleta Vandenberghe
- later, eigenaar: Senave-Gernaey Jacques, landbouwer te Westende (notaris Verhulst)
- 20.02.1867, verkoop: Vandenberghe Coleta, weduwe Gernaey Pieter Ambroos, molenarin te Wilskerke (notaris Boutens)
- 10.01.1881, erfenis: Depauw-Gernaey Richard Joseph, molenaar en bakker te Wilskerke (overlijden van de weduwe Coleta Vandenberghe).

Richard Depauw was afkomstig uit Vladslo, waar hij geboren werd op 10.09.1843. Hij was op 7 september 1881 gehuwd met Euphrasie Gernaey, dochter van Petrus Ambrosius Gernaey en zijn tweede vrouw Coleta Vandenberghe. Richard overleed te Wilskerke op 4 november 1915.
- 04.11.1915, erfenis: de weduwe (overlijden van Richard Depauw)
- iets later, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Gernaey van Richard Depauw)
- 26.12.1919, verkoop: Meesseman-Duval Hector, molenaar te Wulpen (notaris Vanderheyde)
- 26.02.1924, verkoop: Van Overberghe-Meesseman Gustaaf Julien, molenaar te Wilskerke (notaris Vanderheyde)
- 17.03.1941, verkoop: Logghe-Rodts Odile, landbouwer te Leffinge (notaris Muylle - de windmolen bestaat nog)

Richard Depauw, die in 1881 molenaar werd, was tevens bakker. Uit die tijd dateert het bakkot waar eenmaal in de week vers brood werd gebakken voor verkoop.

De eerste wereldoorlog werd een zware dorp voor de molen en voor de molenaar. Zo kwam het dat de oudste zoon Romain Depauw werk ging zoeken op een molen in Westende. Romain, die vrijgezel bleef, ging naar het front.

De kinderen van Richard Depauw verkochten de molen op 26.12.1919 aan Hector Meesseman uit Wulpen. Hector was toen niet zo jong meer. Zijn 34-jarige zoon Julianus was in 1919 gehuwd met Nathalie Depuw, de dochter van Richard. Vier jaar later, in 1924, liet Hector de molen over aan zijn schoonzoon Gustaaf Vanovenberghe, die geen molenaar was. Arthur Depré, halfbroer van Hector, nam de taak van molenaar over. Hij was de allerlaatste molenaar van Wilskerke. Gustaaf was handelaar in granen en meststoffen en was gehuwd met Angèle Meesseman.

In 1938 had molenaar Gustaaf Van Overberghe nog geen motor en deed hij nog al het werk met de windmolen. zodat er toen nog geen gevaar voor verdwijning bestond. Maar de zaken kunnen vlug veranderen! Gustaaf Vanoverberghe (+1972) nam in 1940 een tuinbouwbedrijf over te Lombardsijde. Molenaar Arthur Depré overleed in 1942,

Odiel Logghe uit Leffinge kocht het molenhof in februari 1941 en bleef er tot 1944. Hij gebruikte evenwel de molen niet meer. Na de tweede wereldoorlog verliet de familie Logghe Wilskerke en nam terug intrek op hun boerderij in Leffinge. Het molenhuis werd vervolgens verhuurd aan Maurice Plancke, die het in de jaren 1980 nog steeds bewoonde.

Sinds de molen niet meer gebruikt werd, begon hij langzaam maar zeker in verval te geraken. Vooral de sterk opkomende mechanische maalderijen waren de oorzaak dat molens niet meer rendabel waren. Molensloper Vanhaelemeersch uit Ruddevoorde kocht de molen aan en sloopte hem op dinsdag 1 juli 1947.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

"Angèle Meesseman vertelt", in: "De molens van Middelkerke", in Graningate (Driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring van Middelkerke), II, 1982, nr. 5, p. 1-87 (73-75)

De familie Meesseman vestigde zich in 1920 op de molen. Hector Meesseman, een mulder uit Wulpen, kocht de Wilskerkemolen van Richard Depauw. Vier jaar later, op 26 februri 1924, huwde Hectors dochter Angèle met Gustaaf Vanoverberghe uit Westende en het pasgehuwde echtpaar nam zijn intrek op het molenhof.

Gustaaf, die zelf geen molenaar was, begon een handel in granen en meststoffen en verzorgde in feite de handen om en bij de molen. Een halfbroer van vader Hector, Arthur Deprez nam de taak van molenaar over en kwam er wonen. Als eerste magazijn gebruikte Gustaaf het bakkot, dat sinds het vertrek van Richard Depauw buiten gebruik was. Indertijd was deze molenaar zowel bakker als mulder. Hij bakte slechts één maal per week. Eén van Arthurs bekende uitspraken was dat de molen verzorgd en gekoesterd moest worden als een klein kind. Hij had dan ook, zoals de meeste huismoeders zijn handel vol. Het onderhoud van de molen bestaat vooral uit het scherpen van de molenaarsstenen, het schilderen van de molen zelf en het verzorgen van de zeilen. Die zeilen kregen dan ook geregeld een verfbeurt om ze te sterker en taaier te maken.

Zoals iedere molenaar leefde Arthur werkelijk met de natuurelementen. Hij leefde met de wind maar ook van de wind. Er is inderdaad nooit een motorinstallatie aangebracht, zodat hij in windstille tijden alleen kon toekijken. Niet alleen een windstilte, maar ook een storm belette de molenaar te malen. In deze situaties waren de boeren natuurlijk niet erg gelukkig, want het gebeurde soms dat men soms wel een week moest wachten op het meel of op het geplette graan voor veevoeder. Soms gebeurde het dat er de hele week geen zuchtje wind was en als God ermee gemoeid was, begon het de zondag te waaien. Uit pure noodzaak moest Arthur die zondag toch malen. Van nature uit was hij een godvruchtig man. Hij legde tijdens de consecratie de molen enkele ogenblikken stil.

Bij storm moest de molen zo gedraaid worden, dat hij zo weinig mogelijk wind kon vangen, daar er anders gevaar bestond dat hij het zou begeven.

Bij het leveren van graan te Nieuwpoort werd Gustaaf in 1929 aangereden door een paar op hol geslagen paarden. Ondanks het feit dat een bagge (mand) spinazie zijn val afremde, werd hij toch zwaar gekwetst en daardoor gedurende lange tijd werkonbekwaam. Tijdens die periode nam zijn broer Joseph zijn taak over. Joseph heeft in de jaren '30 de molen een grondige herstellingsbeurt gegeven. In de dertiger jaren werd de molen getroffen door een zware blikseminslag. De slag was zo hevig dat Joseph, die op dat moment in het deurgat van het woonhuis stond, weggeslagen werd en bij zijn val ook de deurpost uit de muur trok. De wieken werden door dit voorval fel getroffen.

Uit die periode stamde het merkwaardige terrrasje bovenaan de trap; dit diende om de volle meelzakken op te plaatsen. Dit was op geen enkele andere molen te zien.

In tegenstelling met wat men zou denken was de winter de drukste tijd, omdat het graan dan geplet en geslingerd moest worden voor het maken van veevoeder. Het pletten en slingeren enerzijds en het malen anderzijds kon niet met dezelfde molenstenen gebeuren, zodat de molen over twee paar stenen beschikte. In de zomer maalde men uitsluitend graan voor meel, de resterende tijd werd gretig gebruikt om  herstellingen uit te voeren.

Elk jaar moest men de molenstenen slijpen om de twee vlakken weer helemaal effen te maken. De prijs voor het malen van een zak meel bedroeg in die tijd ongeveer drie frank; voor het pletten van graan was het ongeveer anderhalve frank.

Als bezienswaardigheid genoot de molen van een gezonde reputatie bij de Middelkerkse badgasten. Regelmatig kwamen kleine groepen toeristen naar Wilskerke om deze attractie van dichtbij te bekijken. Ook kolonnes soldaten, die op mars waren, hielden meestal halt in de verkwikkende schaduw van het molenhuis en zongen dan van "Die mooie molen".

De molen werd meer en meer bezocht en daar Arthur daardoor steeds zijn werk moest onderbreken besloot hij een kleine bijdrage te vragen. Ogenblikkelijk daalde het aantal bezoekers bijna tot nul, want praktisch niemand had er nog een cent voor over. De molen was goed afgebakend zodat niemand de draaiende wieken kon benaderen. Toch heeft moeder Vanoverberghe haar vierjarig kind eens van een wisse dood gered. Het kind was toch door de afrastering geglipt en op het laatste nippertje kon zij het bij de haren grijpen. Een ogenblik later zou het door de zware draaiende wieken weggeslingerd geweest zijn.

In 1940 verliet de familie Vanoverberghe de molen en verkocht hem aan Odiel Logghe. Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog werd het malen helemaal stopgezet. Door de daaropvolgende verwaarlozing raakte de molen steeds meer vervallen. Hij werd op 1 juli 1947 neergetrokken. Met die molen verdween ook een merkwaardige brok geschiedenis uit het kleine Wilskerke. Het mooie polderlandschap was meteen een schilderachtig monument kwijt.

Literatuur

Gedrukte bronnen

Gazette van Gend, 12 maart 1792.

Werken

R. Van der Heyde, "Antroponymie Leffinge deel II, 17de en 18de eeuwen", 2003, p. 81 (over molenaar Jan Van Poucke).
Carlo Loontiens, "Les derniers moulins à vent dans l'arrondissement d'Ostende", Oostende, 1939.
"De molens van Middelkerke", in Graningate (Driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring van Middelkerke), II, 1982, nr. 5, p. 1-87.
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten V-Z , Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2005.
C. Devyt, "Onze windmolens in 1947", Biekorf, 1947.
Jacques Lorthiois, "Flandre Occidentale. Meuniers et moulins de West-Flandre", L'Intermédiaire des Généalogistes, n° 170, XXIX, 1974, 2, p. 116-126 (125).

Mailbericht Werner Peene, 09.02.2016.

Overige foto's

<p>Dorpsmolen<br>Molen Gernaey<br>Molen Logghe</p>

Foto Alfred Ronse, Gistel, jaren 1930 (glasnegatief coll. Stichting Levende Molens, Roosendaal)

<p>Dorpsmolen<br>Molen Gernaey<br>Molen Logghe</p>

Verzameling Ons Molenheem

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zaterdag 6 februari 2021

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens