Molenzorg

Wingene, West-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Plaatsmolen
Goemaringemolen
Coussens' Ast

Ligging
Molenstraat
9870 Wingene

hoek Europalaan
kadasterperceel F1152


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
1551
Verdwenen
1871, verwijdering molenkast / 1928, sloop torenkot
Beschrijving / geschiedenis

De Plaatsmolen  was een houten korenwindmolen aan de rechterzijde van de Molenstraat, komende uit de Tieltstraat, op de hoek met de huidige Europalaan. De Molenstraat was vanouds gekend onder de naam "muelenstraetje". In de Atlas der Buurtwegen (ca. 1843) aangeduid met de naam "Plaatsmolenstraat" en omschreven als "chemin de Wynghene à la rue dite de Kapellestraat".

De Plaatsmolen werd opgericht in 1523. De oudste weergave van de "Plaatsemolen" of de "Wyngenmeulen" is terug te vinden in het tiendenboek van het Sint-Amandsche van 1639. Op oude kaarten werd de molen vaak ook angeduid als "Goemaringhemoeln".

Al van sinds de 16de eeuw werd de molen begaan, van vader op zoon, door de molenaarsfamilie Vercoutere.

Aanvankelijk was het een gewone staakmolen op teerlingen, voor 1830 werd hij op een torenkot geplaatst.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Vercoutere Ignatius, molenaar te Wingene
- 1835, erfenis: a) Vercoutere Petronille, b) Vercoutere Marianne en c) Vercoutere Thérèse (drie dochters van Ignatius)
- later, erfenis: Vercoutere Barbe, zonder beroep te Zwevezele
-  30.07.1863, verkoop: Coussens-Galle Josephus, landbouwer te Wingene (notaris Vuylsteke)
- 02.11.1887, erfenis: en de kinderen (overlijden van vrouw Galle)
- 28.03.1901, gift: a) Coussens Jozef, handelaar te Wingene, b) Coussens Octavia, c) Coussens Louisa en d) Coussens Ursula (notaris Demeulenare)
- 19.05.1917, erfenis: a) Coussens Jozef, handelaar te Wingene, b) Coussens Octavia, c) Coussens Louisa en d) Coussens Ursula, de erfgenamen (overlijden van Ursula Coussens)
- 04.01.1920, verkoop: Persyn-Coussens Henri, notaris te Wingene (notaris Coucke)
- 09.03.1920, verkoop: a) Desmet Jules Victor, landbouwer te Wingene en b) Devolder-Desmet Arthur Henri Jozef, landbouwer te Wingene (notaris Coucke).

De kinderen Vercoutere verlieten de molen op 1 mei 1844 en verhuisden naar Zwevezele. De molen werd verpacht aan Bernard Lammertyn uit Oostkamp.

De molen werd in 1863 openbaar te koop gesteld, samen met twee woningen en enkele andere eigendommen van de familie Vercoutere gelegen langs de Tieltstraat. Op 9 juli had de toewijzing plaats in het café van Henri Expeels op de Hille, terwijl de definitieve toewijzing eveneens op de Hille gebeurde, maar dan in het café ‘Den Ouden Hille’ van Leonard Vervaecke.

Joseph Coussens-Galle verpachtte de molen enkele jaren aan een molenaar uit Ruiselede. Hij plaatste even later de eerste stoommaalderij en liet de nutteloos geworden molenkast in 1871 afbreken. Het overgebleven torenkot werd ingericht als een cichoreidrogerij ("suikerijast"), die de volkse benaming "Coussens' Ast" kreeg.

Het molenrestant werd in 1928 gesloopt. In het kolenmagazijn van Gerard Desmet bleef nog een zijmuur zichtbaar.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

J(ules) F(raeyman), "De molen van Poelvoorde en zijn zeven gematen (Vervolg van bl. 12)", Biekorf, jg. 49, 1948, 2, p. 37-42.
Maar op het einde der 18e eeuw kwamen almeteens voor onze windmolens, dondertorens hun grijze koppen dreigend opsteken aan den horizont.

In Engeland, moet ge weten, was op het einde der jaren 1700, een man opgestaan die voor hen veel gevaarlijker zou worden dan Don Quichot in zijn tijd, met zijn lans en zijn Rossinante, zaliger memorie, - die man was James Watt, de uitvinder van het stoomtuig.

In den beginne kon niemand voorzien dat deze uitvinding, een paar tientallen jaren later, heel de wereld ging op stelten zetten en de ‘industrieele revolutie’ verwekken, laat staan het bestaan onzer windmolens in gevaar te brengen. Doch naarmate het stoomtuig de kinderziekten te boven kwam en, dag op dag, meer en meer veld won, en gebied na gebied veroverde, bleek het onze molenaars maar al te klaar, dat een gevaarlijke mededinger voor hun windmolens was opgedoken.

Hadde Dekker toen geleefd, dan hadden onze molens wellicht den strijd, met eere, kunnen volhouden en hun steke kunnen staan, maar helaas, van Dekker of zijn stelsel was er in de verste verten nog geen sprake, jammer genoeg. - Dekker? - Wel ja, A.J. Dekker, de Hollandsche molenbouwkundige die er in slaagde, in 1924, zonder den schoonen oerouden vorm van onze windmolens te schenden, zulkdanige verbeteringen: - assen op kogelkussens en gestroomlijnde wieken - aan de mekaniek van den molen toe te passen, dat het minste windzuchtje de wieken aan het wentelen brengt en den molen in gang steekt; en er nu niet meer 80 procent van de windkracht verloren gaat, gelijk bij de oude molens, maar integendeel 80 procent van die drijfkracht kan omgezet en benuttigd worden; of in verstaanbaarder Vlaamsch: dat hij op 100 uren, nu niet meer slechts 20 uren, maar wel 80 volle uren draaien en malen kan.

Dat was, gelijk ge ziet, een verbetering die nogal tellen kon en 't en is niet te verwonderen dat er in Holland - het land der windmolens bij uitnemendheid - dadelijk ‘verdekkerd’ werd dat het een aard had, lijk ze daar zeggen.

Ja, ‘verdekkeren’ - zoo werd die verjongingskuur onzer oude windmolens genoemd, ter eere van den uitvinder, en dat was dubbel en dik verdiend. Ook hier in Vlaanderen genoot het Dekkersysteem weldra groote bijval, en in ons West-Vlaanderen waren er voor den oorlog reeds tientallen molens verdekkerd, o.a. de steenen molen in Ruddervoorde, de molens in Gistel, Zwevegem, Moere, e.a.

Maar, helaas, voor 't meerendeel onzer molens is Dekker te laat gekomen, de meesten werden het slachtoffer van de uitvinding van James Watt, en zijn in den strijd met het stoomtuig bezweken.

Hier in ons Wingene deed dat duivelstuig zijn intrede in 't jaar 1864, en wel in de spinnerij van Louis Maeyaert. Toen was 't groote nieuws: ‘Louis Mayaert zet ginder aan 't Saros 'n spinnerije die met 't vier gaat’. - ‘Wel, wel!’ zeiden d'oude menschen, en ze schudden hun hoofd, ‘met 't vier!’ - ‘Wij zullen niet moeten verschieten, a'me van ongelukken hooren!’. Maar de schaapboer van Poelvoorde, dhr. Jozefus Coussens Galle, die ook eigenaar was van den Plaatsemolen, en was daar zoo schuw niet van. Hij voorzag dat de windmolens het onderspit gingen moeten delven en hij dierf het aan rond de jaren '70, hier op het ‘Zwarte Gat’ een groote stoommaalderij op te richten, of lijk onze Wingenaars zeiden, een ‘bloemfabriek’ te zetten.

- 'k Heb er den stoomketel weten in steken, vertelt Naardje Puype, 'k ging dan nog naar schole en Meester Hoornaert ging met de jongens aldaar gaan wandelen om daar dan lesse over te gaven! Da meulen toen en draaide niet meer!’

- ‘Ja 'k’, zegt Dolf Cauwenberghe..., 'k hebbe de Plaatsemeulen nog weten draaien, maar niet lange meer. En al d'andre meulens ook! Spysschaert was daar toen ketser en hij bracht de bakten thuis, naar Ratelinge, op zijn hoofd. ‘Fijn gemalen en gauwe thuis!’ was zijn spreuke als hij binnentordt, en wij, kleene schavuiten, riepen tegen: ‘Veel blomme en letter gruis!’

Nu de stoommaalderij er stond en ‘floreerde’, werd de Plaatsemeulen voor goed op rust gesteld en eenigen tijd nadien neergehaald. De Plaatsemeulen was de eerste kameraad, en zeker en vast een van zijn oudste die onze Poelvoordemolen verloor. Hij was begonnen als molen op teerlingblokken, in de 18e eeuw omvormd tot molen op torenkot, en nu werd hij onttakeld en afgetrokken, en het onderkot omgebouwd tot chicoreidrogerij. De deemstering onzer Wingensche windmolens was ingezet!

Enkele jaren later moest onze Poelvoordenaar, en niet zonder hertzeer voorzeker, nog twee van zijn kameraden zien verdwijnen: de Lentakkermolen en de Zandbergmolen, de eerste in 't jaar '86, de tweede in '88.

De eerste, Wanzeelens molen, werd door een stormwind neergeworpen den 12den Maart 1886. ‘ne Zondag achter d'hoogmisse’, zegt Jozef. ‘'k Heb het vader meer dan honderd keeren hooren vertellen: door ne storm die opstak van over den Gitsberg, en in de weerdije van geen tijd, op den molen gesprongen kwam. Vader vloog er naartoe. Hij wilde hem nog uit het werk steken, maar 't en ging niet meer! Sloot nog de vange, maar 't vier kwam in den asse! En toen en was er geen doene meer aan! Hij moest springen dat hij uit de weg was. En 'n minuut nadien, sloeg de molen neer in volle geweld!’ - ‘Ja, daar weet ik nog van, vertelt de oude Velde van de Klijtmolen. 't Volk liep in Eegem uit de Hoogmisse, van schuwte dat de kerke ging instuiken... en de wind rees tot den driëen in den achternoene. Was dat een geweld .. Vader hing ne kommel met een zwaar gewicht aan onzen gevel... wille van het invallen!... 'k Zal het nooit vergeten. 't Was of de wereld ging aan stukken vliegen!’

Onze Lenteakkermolen werd niet meer opgebouwd, - maar in den geest en naar de vrage van den nieuwen tijd, vervangen door een stoommaalderij. Het uitzichtbeeld van Wingene was aan het veranderen, de molens verdwenen, en de hooge kaven rezen de lucht in: nieuwe tijden waren in aantocht.

In den voorzomer van het jaar 1888 werd ook de Molen van den Zandberg afgetrokken. Geene die dat beter weten dan onze oude garde Adolf Van Renterghem. Dolf was toen ne kerel van rond de twintig, en hij heeft daar een handje moeten aan toesteken. Ge moet hem dat zelve hooren vertellen. ‘Dat moet in de maand Juni geweest zijn, zegt hij, - 'n beetje vóór of achter mijn ‘consul’(1). / (1) Militair rekrutenonderzoek / Dat en kan ik precies zoo juiste niet meer zeggen, in '88 al dat mij dunkt, ja, ja, in 't jaar 88. Ivo Martens, de meulemaker, da' me zei, had hem, te voren, geheel onttakeld en er al het binnenwerk: steenen, kam- en vangwielen uitgehaald, en Ivo gaf de kommande. 'k Zie het nog gebeuren. Met zes man stonden we trekkensgereed op de plekke waar dat nu Felix Demerisse woont. De strate was daar toen tenden, verder en liep ze niet. Ze hadden een reke steenen uit de teerlingen gelicht, en ne lange kommel aan de nokke vast gebonden. Eén twéé! zei Ivo... en we trokken. De molen helde, draaide halvelinge rond, klaaide... en met ne pardaf en 'n gekraak van de andere wereld, lag hij juiste waar we hem hebben wilden. Maar ge hadt dat toen moeten zien...! 't Was of geheel de Zandberg, en de helft van de plaatse in brande stonden... lijk dat dat rookte en kuilde van al die blomme, en van al dat stof en den bucht... 'k Wil had je dat ne keer gezien! De Zandberg was er wel de helft mee verleelijkt, met die molen daar weg te zijn, maar ja wat wilt ge, de tijden veranderen hé?’

Waar dat die derde molen stond? Dolf zal ons dat zeggen: ‘Precies vlak op de Nieuwstrate. Dat ende, lijk of dat ik zei, van aan Felix Demerissens tot op den Zandberg, is uit de erve gekomen van den brouwer Vanden Brande. Zij hebben dat gratieus-voor-niet, aan de gemeente afgestaan, om er de Nieuwstrate deure te trekken, en onze Rue Neuve, lijk of dat Jules Michiels in zijnen tijd zei, loopt dweers door en door den ouden meulenwal. De aardappelkelder van René Verkest is nog een overschotje van die oude mote!’

Onze derde molen die er moest aan gelooven, was de steenen molen met houten gaanderij, van Blondien Deneweth.

In 't jaar 1905 kwam ‘die molen, molenhuis en erve, staande en gelegen op 't Zwartegat’ in openbare verkooping. De liefhebberij was klein, en de molen gerocht zoo, met al de rest, in handen van de familie Coussens, die alzoo kanse zagen om dien concurrent van voor hun deure uit de bane te ruimen en hem lieten afbreken.

‘Zie, zegt Leontine Martens, de dochter van Ivo, zie ge'n kunt niet peizen hoe ons vader daar van afzag, als Pius Baesens en zijn volk aan 't kappen gingen. Hij had daar nu ne keer oprecht verdriet in!... Zoo'n schoone meulen! zei hij altijd, de schoonste meulen van uren in het ronde... en ze breken dat af! 't Is zonde Gods!’ en hij liep al hoofdschuddend over den vloer. ‘In de sollementen alleene zitten er steenen genoeg om een grooten bouw te zetten... en ze slaan dat met hamers kapot!... zoo'n kloeke meulen, hij kost nog honderd jaren dienst doen!’ Hij liep het huis uit... we woonden d'er toen vlak voren, hij liep uit het huis, zuiveruit om dat kloppen en kleunen niet meer te moeten hooren. 't Ging dweersch deur zijn herte! en dat was nog te verstaan! Hij had hij hem trouwens gezet, dien molen, in 't jaar 44... en hij was preutsch op zijn werk, en hij mochte...!’ - ‘In 1844?’ - Ja, 't stond van boven in het lattewerk van de kappe, te lezen - 'k kan het nog zien staan 1.8.4.4. in groote letters.’

Waar die molen gestaan heeft moeten we zeker niet doen vertellen, dat weten trouwens de meeste Wingenaren nog. De villa van Juffr. Maria Persijn staat nu op de plaats waar hij eenmaal stond. En dat schoone, ouderwetsche huis, door de kinders van Gustaaf Deserrano bewoond, is nog het oude molenhuis.

('t Vervolgt)

Literatuur

Bisschoppelijk Archief Brugge, Renteboek St.-Amandsche-Wingene, nr. C 119 (anno 1639).
Rijksarchief Brugge, Gemeentearchief Wingene, nr. 71.
Patteeuw J., Molens te Wingene voor 1600, in Ons Wingene, jaarboek 11, 2008, p. 80-81.
Lams L., Wingene, in Hollevoet F., Als straten gaan ... praten, Tielt, 2005, p. 288.
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten V-Z , Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2005.
S. Gilté S. & S. Baert S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Wingene, Deelgemeente Zwevezele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL43, 2009.
G Lams, De Heerlickeden van Wingene, Wingene, 1973 (uitgave in eigen beheer)
G. Lams, Van Wenghina tot Wingene. 847-1977, Wingene, 1977 (uitgave in eigen beheer)
G. Lams & A. Vandewiele, Een verleden voor mensen van heden. Wingene en Zwevezele door de jaren heen, Roeselare, 1990.
Lieven Lams, Wingene, in F. Hollevoet, Als straten gaan ... praten, Tielt, 2005.
L. Lams, e.a., Fotoboek "Wingene, terug naar de 20ste eeuw", Ons Wingene, 2008.
J. Patteeuw, Feodaal overzicht van Wingene, in Ons Wingene, jaarboek 10 (deel 2), 2008, Wingene
J. Patteeuw, Wingene in oude kaarten van 1600 tot 1800, in Ons Wingene, jaarboek 5 (2002), Wingene, p. 12-30.
O. Vanlaere, Wingene in oude prentkaarten, 1972.
Omer Vanlaere, Onze windmolens, De Roede van Tielt, 5(1974)1/2 blz. 63-67, 3 blz. 33-40; 6(1975)1 blz. 27-36.
Guido Lams, De acht windmolens van Wingene, Mededelingenblad Werkgroep West-Vlaamse molens, 18 (2002/2003), p. 195-198.
Lams Lieven, Markante gevels van woningen te Wingene en Zwevezele, in Ons Wingene, Jaarboek 6 (deel 2), 2003, p. 58.
Fotoboek "Wingene, terug naar de 20ste eeuw", Ons Wingene, 2008.
J(ules) F(raeyman), "De molen van Poelvoorde en zijn zeven gematen (Vervolg van bl. 12)", Biekorf, jg. 49, 1948, 2, p. 37-42.
"Advertenties Gazette van Thielt (1863)", in: Jaarboek van de Heemkundige Kring Ons Wingene, editie 2013

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zondag 9 oktober 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens