Molenzorg

Sint-Joost-ten-Node, Brussels Hoofdstedelijk Gewest


La Machine hydraulique - Watermachine (Universiteitsbibliotheek Gent, CC BY-SA (4.0), ca. 1875-1930)
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Fonteinmolen
Moulin aux Fontaines
Machine hydraulique
Watermachien

Ligging
Rue Ducale
1210 Sint-Joost-ten-Node

près du carrefour avec la rue de la Loi
300 m Z0 v.d. kerk
op de Maalbeek
kadasterperceel B128


toon op kaart
Type
Onderslag watermolen
Functie
Pompmolen
Gebouwd
voor 1321 / 1601
Verdwenen
1858, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Fonteinmolen was een watermolen die voor 1321 werd opgericht op de Maalbeek als een graanmolen: "Sub molendino de Noede". De watermolen verving een andere molen die behoorde tot het domein en die hertogin Johanna op 18 juni 1382 verpachtte aan Jan De Ruwe. Aangezien hij het pachtgeld niet betaalde, ging het bedrijf terug naar het domein. Godfried en Marie Thuyninckx of Thuyn en hun mede erfgenamen verzaakten aan hun aanspraken op de molen ten vorodele van het domein op 14 mei 1437.

Tijdens de regering van de aartshertogen Albrecht en Isabella, tussen 1601 en 1603, werd de molen omgebouwd tot pompwatermolen ("machine hydraulique") die in theorie uitsluitend de fonteinen van het hertogelijk paleis moest bevoorraden met het water van de Maalbeek te Etterbeek. Later voorzag zij een groot deel van de hogergelegen stad van water. Er bleef o.m. een 17de-eeuws plan bewaard van het mechanisme.

Een "memorie van den expert Geerts" uit 1701 (G.O. 4557) maakt melding van de technische gebreken en hoe er aan verholpen moest worden: «van het gene is gebreekende aen S.M. Fonteyn­ molen tot St  Joos ten Noode: vooreerst moeten de raeders in hun loot ende waeterpas gehangen worden ... ten 2den dat de  raeders moeten recht ende ront gehangen worden, ende dicht  gemaeckt... ten 3den dat de molebaomen recht gemaeckt ende geleyt  worden ... ten 4den dat de corbels moeten recht  ende ront gestelt worden  ende dat iederen corbel recht ende pentibuler moet accorderen met den eemer ende de hoese. .. ten 5den datter moet regard genomen worden op het regeren van het waeter... ten 6den dat den molen moet gestelt worden om te drayen met luttel waeter ende veel waeter doen boven commen». In het stuk is er ook sprake van «la source de la fontaine nommé le broubeler».

Het perceel waarop de molen stond werd in 1854 overgeheveld naar de stad Brussel.
De eigenaar, stad Brussel, liet de watermachine in 1858 slopen.

-------------------

Non loin du petit château Granvelle se trouvait la fameuse "machine hydraulique" constriite en 1603 à l'emplacement du moulin à eau domanial déjà cité en 1302. Cette machine, comportant deux très grandes roues à aubes, utilisait le courant du Maelbeek, assez fort en cet endroit, pour actionner des pompes très ingénieuses qui puisaient l'eau d'un petit affluent, le Broebbeleer (mot flamand signifiant bafouilleur) et qui poussaient l'eau dans un gros tuyau de plomb, long de 700 m, lequel gravissait le versant ouest de la vallée, passait sous les murailles de la ville et aboutissait à la "tour hydraulique", sorte de château d'eau situé près du carrefour actuel des rues Ducale et de la Loi. De cette tour partaient des canalisations qui alimentaient en eau potable le palais de la Cour et la plupart des demeures seigneuriales et bourgeoises du haut de la ville. Ce système hydraulique, d"une perfection sas pareille à l'poque, avait été construite par un nommé George Muller, à la demande de nos gouverneurs archiducaux Albert et Isabelle. Il fut appliqué plus tard à Marly, avec un débit identique à celui de Bruxelles (environ 900 mètres cubes par jour). La machine hydraulique du Maelbeek était remarquable, puisqu'elle fonctionna pendant plus de deux siècles et demi, jusqu'en 1854, sans consommer d'autre énergie que celle de ce brave ruisseau du Quartier Léopold, dont les eaux coulent aujourd'hui honteusement dans les ténèbres des égouts de la rue Gray, de la chaussée d'Etterbeek, de l'avenue Livingstone et de la rue de la Pacification.

Jean d'OSTA

----------------------

La machine hydraulique du moulin aux Fontaines était destiné à amener les eaux du Maelbeek à Etterbeek jusqu'au palais ducal du Coudenberg au 17e siècle.

Bijlagen

Jacques van Wijnendaele, "Une rivière disparue: le Maelbeek".
Partout on installa des moulins. On en comptait treize au long de la rivière. Le plus récent avait été construit par les archiducs sous le pont de l’actuelle rue de la Loi, le plus ancien se retrouve en 1321 à Saint-Josse: Sub molendino de Noede (Martens, "Censier ducal", p. 61).
Le Capsmolen se trouvait à Schaerbeek au coin des rues Saint-Josse, Saint-Alphonse, Van Bemmel et de la Commune, le Labusmolen, datant de 1326 au coin de la rue des Coteaux et de la rue du Moulin.
Quant au nom « Maelbeek » il provient, tout comme Molenbeek, du flamand « moudre ou moulin ». L’origine en est un moulin à farine, construit sur la rivière et appartenant en 1210 à l’abbaye de La Cambre.

-----------

Constant Theys, "De Fonteinmolen te St. Joost-ten-Node", Eigen Schoon en de Brabander, XXXIX, 1956, p. 306.
Uit een  «memorie van den expert Geerts uit 1701 (G.O. 4557)
- over die molen: «van het gene is gebreekende aen S.M. Fonteyn­ molen tot St  Joos ten Noode: vooreerst moeten de raeders in hun loot ende waeterpas gehangen worden ... ten 2den dat de raeders moeten recht ende ront gehangen worden, ende dicht gemaeckt... ten 3den dat de molebaomen recht gemaeckt ende geleyt worden ... ten 4den dat de corbels moeten recht ende ront gestelt worden ende dat iederen corbel recht ende pentibuler moet accorderen met den eemer ende de hoese. .. ten 5den datter moet regard genomen worden op het regerenvan het waeter... ten 6den dat den molen moet gestelt worden om te drayen met luttel waeter ende veel waeter doen boven commen ».
Waar die molen gelegen was weet ik niet, maar in het stuk is er ook sprake van «la source de la fontaine nommé le broubeler».

-------------

Jean d'Osta, "Dictionnaire historique des Faubourgs de Bruxelles", 1996, p. 18-19.
La machine hydraulique
Non loin du petit château Granvelle se trouvait la fameuse "machine hydraulique" construite en 1603 à l'emplacement du moulin à eau domanial déjà cité en 1302. Cette machine, comportant deux très grandes roues à aubes, utilisait le courant du Maelbeek, assez fort en cet endroit, pour actionner des pompes très ingénieuses qui puisaient l'eau d'un petit affluent, le Broebbeleer (mot flamand signifiant bafouilleur) et qui poussaient l'eau dans un gros tuyau de plomb, long de 700 m, lequel gravissait le versant ouest de la vallée, passait sous les murailles de la ville et aboutissait à la "tour hydraulique", sorte de château d'eau situé près du carrefour actuel des rues Ducale et de la Loi. De cette tour partaient des canalisations qui alimentaient en eau potable le palais de la Cour et la plupart des demeures seigneuriales et bourgeoises du haut de la ville.
Ce système hydraulique, d"une perfection sas pareille à l'poque, avait été construite par un nommé George Muller, à la demande de nos gouverneurs archiducaux Albert et Isabelle. Il fut appliqué plus tard à Marly, avec un débit identique à celui de Bruxelles (environ 900 mètres cubes par jour). La machine hydraulique du Maelbeek était remarquable, puisqu'elle fonctionna pendant plus de deux siècles et demi, jusqu'en 1854, sans consommer d'autre énergie que celle de ce brave ruisseau du Quartier Léopold, dont les eaux coulent aujourd'hui honteusement dans les ténèbres des égouts de la rue Gray, de la chaussée d'Etterbeek, de l'avenue Livingstone et de la rue de la Pacification. 

----------------

La "Tour Bleue" ou tour hydraulique, d'après une ancienne lithographie. Cette machine hydraulique était placée près des étangs de Saint-Josse-ten-Noode et alimentait le réservoir de l'ancien observatoire" (1875-1930), in: Universiteitsbibliotheek Gent, CC BY-SA (4.0)

--------------

In 1602, werd een hydraulische machine op de oever van de vijver gebouwd, om het water van de bron naar een, kort bij de Madouplein gelegen reservoir, te stuwen.
In die tijd was deze installatie een echte technologische prestatie. Zij zorgde voor de bevoorrading in water van de fonteinen van het vroegere park van Brussel.
De buizen liepen door de huidige rue Hydraulique.

-------------

"Waterverhalen. Van aristocratisch, publiek en misschien zelfs democratisch water?
Michel Bastin - Chercheurs d'Histoire du Maelbeek, Juni 2013 in: City Mine(d), "Eau Propre / Proper Water", 2013 (Eng., Fr., Nl), 265 p.

In 1830 nam de Stad Brussel een gloednieuwe hydraulische stoommachine in gebruik om haar stedelijk netwerk voor drinkwaterdistributie aan te drijven. De machine, ontworpen door Teichmann, ingenieur bij de Stad, stond aan de rand van de vijver van Etterbeek onderaan de Waversesteenweg. Ze stuwde het water naar het reservoir van het Keyenveld bij de Naamsepoort. Tijdens een van de eerste testproeven bleek één van de twee branders niet helemaal juist afgesteld en ontplofte... Enkele dagen later deed er zich in Brussel een tweede explosie voor, hoewel deze keer op politiek vlak. Het was de revolutie die zou leiden tot de Belgische onafhankelijkheid.

De Stad voerde lange tijd een proces tegen de aannemer van de machine die nooit meer hersteld of opnieuw in gebruik zou worden genomen.

Twintig jaar later besloot de Stad, in navolging van andere grote hoofdsteden en Europa en Amerika, zich uit te rusten met een modern netwerk voor watertoevoer.

De eerste netwerken

Maar laten we eerst teruggaan in de tijd.

Netwerken van ondergrondse waterleidingen bestonden al sinds de Middeleeuwen. Aan de Abdij van Vorst vond men het oudst gekende systeem terug, dat al sinds de XIIde of XIIIde eeuw bronwater opving aan de voet van de heuvels van de Zeven Bunders (1).

Rond de XIVde eeuw ontstond er een netwerk binnenin de stad rond drie beken die vanaf de zanderige hoogtes naar de Zenne stroomden. Onderweg voedden ze publieke drinkwater-fontein- en en ook enkele « poelen » die dienden als watertroggen voor de dieren of als reservoirs voor bluswater... (2)

Getuige van die tijd is de Grote Pollepel, een groot reservoir uit de XVde eeuw dat in 1957 werd verplaatst en heropgebouwd aan de Egmont-tuin. Oorspronkelijk bevond hij zich aan de voet van de heuvel van de Coudenberg, op de plaats waar zich nu de rotonde van de Ravenstein Galerij bevindt.

Foto : De Pollepel in het Edmonpark

Enkele van de fonteinen die op die manier aan water kwamen zijn de Dry Godinnen, de Leeuwen (Stad-huis), de Blauwe fontein (de Spuwer), die van Sint-Jacobs (Ruysbroeckstraat) of nog... Manneken Pis.

De meest bekende Brusselse publieke fontein die “vroeger de buurt van helder drinkwater voorzag (dat) van de Zavel naar beneden stroomde” (G. Des Marez)

Tegen het midden van de XVIIde eeuw leidde een waterverdelingsnet tot bij enkele patriciërswoningen aan de Hoogstraat en bij de verschillende bronnen die de Stad had aangekocht in de kleine Elsbeekvallei in Sint-Gillis (de huidige wijk rond het Moricharplein). Deze voedden ook fonteinen zoals de Minervafontein, deze aan de Grote Zavel of de fontein van Keizer Karel V, aan de voet van de Hallepoort.

Er wordt ook een grote hydraulische machine genoemd die eigenlijk dienst deed als groot reservoir.

Deze eerste netwerken waren inderdaad gebaseerd op de natuurlijke waterbeweging die stroomt van hoger naar lager gelegen gebied...

Aan het begin van de XVIIde eeuw zou deze situatie veranderen in Brussel en zou het water van beneden naar boven gestuwd worden met behulp van energie, gewonnen uit de kinetische kracht van het water zelf, volgens een systeem dat al door de Oude Grieken (Ktesibas, Archimedes, Heron van Alexandrië) en de Romeinen (Vitruvius) werd toegepast en tijdens de Renaissance door Italiaanse ingenieurs verder werd ontwikkeld.

Sommigen geloven dat het systeem ook overeenkomsten vertoont met de oude waterraderen of Noria’s uit de Arabische wereld.

De praalwateren

De Aartshertogen stelden Georg Müller aan voor de bouw van de hydraulische machine, een metaalsmelter uit Augsburg (een stad die hoog aangeschreven stond in de wereld van de metallurgie). Hij werd meteen ook de eerste persoon die de titel van Hoffonteinmeester mocht dragen (6).

De hydraulische machine van Sint-Joost-ten-Noode maakte op een vernieuwende manier gebruik van de waterkracht en stuwde het water van beneden naar boven... met een hoogteverschil van 45 meter over een lengte van 640 meter, naar de hydraulische Toren of Watertoren die gebouwd was op de stadsomwalling, dichtbij de Leuvensepoort.

De machine werd in beweging gebracht door het waterrad van de Fonteynmolen, gebouwd op de plaats waar een indrukwekkende graanmolen had gestaan (7) , aangedreven door het water van de Maalbeek dat door een dijk in de Grote Vijver of Hoeyvijver (8) van Sint-Joost werd tegengehouden.

Het voortgestuwde water kwam uit verschillende bronnen die zich niet ver van Etterbeek-dorp bevonden (9) en die via de Broebelaar, een zijstroom van de Maalbeek in een twee kilometer lange ondergrondse waterleiding vloeide tot aan een groot reservoir van waaruit de machine het naar de watertoren « stuwde ».

Van daaraf wierp het water zich in een kanaal en werd het langsheen de Warande gevoerd (bebost deel van het Park, in het Frans Garenne genaamd), en een aantal besloten tuinen : la feuillée (of het labyrint), de bloementuin, … (10)

Na enkele jaren werd dit water ook, mits betaling, verdeeld in de aristocratische woningen die tot bloei kwamen in de omgeving van het Hof.

Rond 1750 werden op dit net van de hydraulische machine zo’n 25 privé-aansluitingen geteld. Dit aantal steeg tot ongeveer 500 tegen het midden van de XIXde eeuw, net voor de teloorgang van de machine.

Foto : Minerva-fontein, Zavel

Deze machine vormde het centrale element in een uitrusting waarin water een rol van luister en voornaamheid speelde. Net zoals het bezitten van een lusthof met fonteinen was ook de eerste distributie van water aan huis voorbestemd voor de geprivilegieerde klasse die dicht bij de macht stond.

Hoewel deze watermachine gedurende heel haar bestaan tot bij haar afbraak in 1855 beschouwd werd als wonder der technologie, bleek ze ook een twistappel.

Blijkbaar had Georg Müller moeilijkheden gekend met de Aartshertogelijke administratie en was zijn werk voorwerp van contestatie en/of intrige (11).

De conflicten zetten de hofadministratie op tegen de gebruikers van de Maalbeekvallei. De tegenstrijdige socio-economische belangen en de confrontatie tussen oude en moderne expertise zorgden voor groeiende spanningen. Zoals C. Deligne het stelt, hielden de ingenieurs, bewaarders van het mechanische vernuft van de machine, geen rekening met de noden of kennis van de oude gebruikers van de vallei. « De overgang van het gespecialiseerde en zelden vernieuwende waterbeheer van de waterschutters en de molenslagers (12) naar de ambitieuze technische projecten », luidde een nieuw tijdperk in van waterbeheer « dat maar weinig plaats liet voor overleg tussen de betrokken partijen » (13).

De dijk van de Hoeyvijver moest opgehoogd worden om genoeg drijfkracht te geven aan de Fonteynmolen, wat zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts voor conflicten zorgde met de molenaars en viskwekers.

Dit bracht ook de Administratie in stelling tegen de eerste patriciër-« abonnees » die er regelmatig over klaagden geen water toegeleverd te krijgen, wat na verloop van tijd door experts werd bevestigd.

De bronnen van de Broebelaar schoten niet tekort –het water stroomde er vrij– maar het water van de Maalbeek gaf niet altijd voldoende kracht aan het rad van de Fonteynmolen.

Het verzanden van de Maalbeek en van de parallel stromende Leibeek was hiervan de oorzaak. Vaak werden de molenaars en « fabriekswerkers » met de vinger gewezen omdat ze in beide beken afval dumpten. Met de voortschrijdende industrialisering van de vallei, eind XVIIIde begin XIXde eeuw, zou dit er niet op verbeteren...

De buizen van de ondergrondse waterleiding (lange tijd in aardewerk) werden veelvuldig aangetast door slechte weersomstandigheden. Om ze te beschermen tegen de voortdurende verzakkingen van de Etterbeeksesteenweg, werd deze oude aardeweg in 1724 geplaveid (14).

Andere technische tekortkomingen hadden met de machine zelf te maken. Zonder nog maar te spreken van menselijk falen of diefstal. Zo zou er in 1731 een fonteinmeester geweest zijn die abonnees bevoorrechtte als ze hem mooie kerstcadeaus bezorgden, ten nadele van diegenen die zich wat gieriger opstelden... (15)

In 1750 zorgde de machine voor een twist tussen het Hof en de Stad. Rond het Leuvenplein wilde de Stad graag een aansluiting op het net voor twee fonteinen, maar zag hiervan af na vijftien jaar, omwille van de hoge financiële eisen van de Hofadministratie (16).

1) P. BRUNELLO (voir réf. bibliographiques)
(2) Chloé DELIGNE, Bruxelles et sa rivière, p.115 et suivantes (voir réf. bibliographiques)
(3) ibid
(4) Een kopij van dit mooie standbeeld bestaat nog steeds in de « bas-fonds » van het Warandepark, het origineel bevindt zich in het Museum van de Stad Brussel (Koningshuis) en is van de hand van Duquesnoy. (5) We bevinden ons in de periode van Rubens.
(6) Verder waren er waarschijnlijk verschillende ingenieurs betrokken bij het ontstaan en ontwerp van de machine : in het Algemeen Rijksarchief zijn plannen bewaard van Pietro Sardi, ingenieur uit Rome. Hij pleitte ervoor het water van de Maalbeek op te vangen en voort te stuwen naar een reservoir dat zich in één van de torens van de Aula Magna zou bevinden. De ook naam van Salomon de Caus werd vermeld. Hij legde de tuinen aan van de Keurvorst van de Palts in Heidelberg, of nog die van Mathieu Bolin, auteur van een prachtig plan van de Zennevallei, bewaard in het Algemeen Rijksarchief, waarop de oorzaken van de overstromingen van de rivier worden onderzocht.
(7) De molen van de fonteinen bevond zich stroomafwaarts van de grote vijver van Sint-Joost, ter hoogte van de Pacificatiestraat waar zijn herinnering is vereeuwigd door een herdenkingsplaat. Er stond dus eerst een graanmolen van de Hertogen van Brabant. Hiervan werd al in 1321 melding gemaakt, en de Grote Vijver van Sint-Joost, de Hoeyvijver, die als reservoir dienst deed, al van in 1250.
(8) ...waarvan de vijver van de Maria-Louisa Square afstamt. De Hoeyvijver was oorspronkelijk veel groter.
(9) Volgens het rapport van M. Carez, ingenieur van Bruggen en Wegen, opgenomen in het gemeentelijk Bulletin van de Stad Brussel van 25 januari 1851, kwamen de bronnen te voorschijn in een dal langs de Vossestraet, de oude veldweg die overeenkomt met de huidige Baron Lambertstraat.
(10) Een mooie representatie van het paleis uit 1659 door Lucas Vorsterman Jr, bewaard in de Nationale Bibliotheek van Oostenrijk, toont het paleis en de tuinen. (Ö.B., Atlas Blaeu – Van der Hem, Bd 14/103 389.030 FK)
(11) A WAUTERS, histoire des environs de Bruxelles... (zie bibliografische referenties)
(12) De waterschutters en de molenslagers kwamen sinds de Middeleeuwen vaak uit molenaars-en viskwekersfamilies : zij waren vaak verbonden aan de hertogelijke adminis- tratie als experts in respectievelijk molen- en waterwerken.
(13) Chloé DELIGNE, « Bruxelles et sa Rivière... » (zie bibliografische referenties)
(14) « Patente d’octroy pour la construction de la chaussée depuis Etterbeek jusqu’à Saint-Josse », 1725. Archieven van de Stad Brussel, pakket TP 26 373
(15) Michel VAN NIMMEN., De la cour à la ville (zie bibliografische referenties), volgens een « Rapport du contrôleur des Ouvrages de la Cour J.-B. Aimé », Algemeen Rijksarchief, BOC 352.
(16) Michel VAN NIMMEN., De la cour à la ville : Les eaux de la machine hydraulique de Bruxelles (1601-1858) – (zie bibliografische referenties)

Bronnen
Chloé DELIGNE,Bruxelles et sa rivière, genèse d’un territoire urbain (12e – 18e siècles), Brépols, coll. « Studies in european urban history », Turnhout, 2003
 Chloé DELIGNE, « Eau publique, eau privée, et si c’était une question d’espace »,in Bruxelles en Mouvement, n. 247-248, avril mai 2011.
 Atlas du sous-sol archéologique de la Région de Bruxelles, Bruxelles : vol. 12 Bruxelles. Quartier nord-ouest (Y. Cabuy et S. Demeter, 1997) vol. 10a : découvertes archéologiques dans le pentagone,
 Liliane VIRÉ, la Distribution de l’eau à Bruxelles au XIX° siècle, in Les Cahiers de la Fonderie, juin 1994
 P. BRUNELLO, résumé d’une histoire de la distribution d’eau à Bruxelles, in Technologie Bruxellensis, Bruxelles, 1979.
 Michel VAN NIMMEN., De la cour à la ville : Les eaux de la machine hydraulique de Bruxelles (1601-1858) - p.305-339 In : Bruxelles et la vie urbaine : Archives - Art – Histoire : Recueil d’articles dédiés à la mémoire
d’Arlette Smolar-Meynart (1938-2000). Tome 1
 Marie-Claire VAN CUTSEM, « Raconte-moi ta place, la petite et la grande histoire de la place Morichar, 2002)
 M. CAREZ, ingénieur des Ponts et Chaussées, rapport repris dans le Bulletin communal de la Ville de Bruxelles, 25 janvier 1851. et dans le même Bulletin, décision de la Ville de prendre en charge la distribution de l’eau (ouvrage consultable aux Archives de la Ville de Bruxelles)
 A. WAUTERS, Histoire des environs de Bruxelles , Bruxelles, 1855 (réédité)
 Th. VERSTRAETEN, Notice accompagnant une carte topographique et hydrographique du territoire de l’agglomération bruxelloise / Institut cartographique militaire et Ville de Bruxelles, Service des Eaux. - Août 1879

 
Literatuur

Archives et plans / Archieven en kaarten

Algemeen Rijksarchief Brussel, Kaarten en plattegronden in handschrift, nr 2997. Henri Cammaerts (beëdigd landmeter), Figuratieve kaart van de vijvers van Sint-Joost-ten-Node, 1589,  in 4 f°
Algemeen Rijksarchief Brussel, Kaarten en plattegronden in handschrift, nr 219, A. Royet, Figuratieve kaart van de steenweg aan te leggen op de dijk langs de vijvers van Etterbeek vanaf de Leuvensepoort, 1724.
Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden in opdracht van hertog de Ferraris, ca. 1775.
Algemeen Rijksarchief Brussel, III, 3298, XXXI, Brussel, 1812, G. Jacowick,., Plan routier de la ville de Bruxelles et ses environs, 1812.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1932 (1791).
Koninklijke Bibliohteek, III, 1718 tot III, 1729, G. De Wautier,  Carte manuscrite de Wautier, Bruxelles et ses environs en 1821
Vandermaelen Ph., Atlas cadastral du Royaume de Belgique. Plan parcellaire de la commune de Saint-Josse-ten-Noode avec les mutations jusqu'en 1836, Brussel, 1836.
Atlas des chemins vicinaux, Saint-Josse-ten-Noode, Sint-Joost-ten-Node (gemeentehuis, Dienst Stedenbouw), ca. 1850.
Popp, P.C., Plan parcellaire de la commune de Saint-Josse-ten-Noode, ca. 1860.
Koninklijke Bibliotheek Brussel, II 18.590, E. Recueil de cartes et de projets de la ville de Bruxelles entre 1782 et 1902
Archives centrales iconographiques et Laboratoire (in 1957 veranderd in KIK).

Sources imprimées / Gedrukte bronnen

Bulletin communal de Saint-Josse-ten-Noode, sinds 1858.
Rapport sur l'administration et la situation des affaires de la commune de Saint-Josse.

Ouvrages / Werken

Constant Theys, "De Fonteinmolen te St. Joost-ten-Node", Eigen Schoon en de Brabander, XXXIX, 1956, p. 306.
K. Broes, Pompwatermolens, in: Molenecho's, XXXII, 2004, nr. 3.
Van Deventer, J., “Brussel en omgeving” (ca. 1560), in Wauters, A. (o.l.v.), Atlas des villes de la Belgique au XVIe s. Cartes et plans du géographe J. de Deventer exécutés sur les ordres de Charles Quint et de Philippe II, Brussel, s.d.
Camby J., Saint-Josse-ten-Noode dans le passé. Esquisse historique, Brussel, 1952.
Chenedolle, Les rues de Bruxelles, 1851.
Danckaert L., L'évolution territoriale de Bruxelles: La cartographie de 1550 à 1840, Arcade, Brussel, 1968 (Uitgaven van het Nationaal Centrum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen: 2).
Danckaert L., Brussel: vijf eeuwen cartografie, Lannoo, Tielt, 1989.
De Seyn E., Dictionnaire historique et géographique des communes belges, A. Bieleveld, Brussel, 1925.
d'Osta Jean, Dictionnaire historique des Faubourgs de Bruxelles, 1996, p. 18-19.
Du Jacquier Y., Saint-Josse-ten-Noode au XIXe siècle. Promenade à bâtons rompus, Terhulpen, 1960.
Du Jacquier Y., Saint-Josse-ten-Noode au temps des équipages. Nouvelles promenades à bâtons rompus, Terhulpen, 1963.
Duwaerts M.A. e.a., Les moulins du Brabant, Brussel, 1961.
Hasquin H. (red.), Gemeenten van België : geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek. 2. Wallonië-Brussel, Gemeentekrediet van België, Brussel, 1983.
 Hymans L., Hymans P., Bruxelles à travers les âges, Brussel, 1982-1985.
Laporte J., Een andere kijk op Sint-Joost-ten-Node, Antwerpen, 1969.
Laporte J., Saint-Josse-ten-Noode en cartes postales anciennes, Zaltbommel, 1972.
Rapport sur l'administration et la situation des affaires de la commune de Saint-Josse-ten-Noode, sinds 1837.
Van Bemmel E., Histoire de Saint-Josse-ten-Noode et de Schaerbeek, Sint-Joost-ten-Node, 1869. Verbesselt J., Parochiewezen in Brabant, Zoutleeuw, 18, 1950-1969, pp. 24-36.
Verniers L., Bruxelles et son agglomération de 1830 à nos jours, Les Éditions de la Libr. Encyclopédique, Brussel, 1958.
Vire L., La distribution publique d'eau à Bruxelles, 1830-1870, Pro Civitate, Brussel, 1973 (collectie Geschiedenis 33).
"Waterverhalen. Van aristocratisch, publiek en misschien zelfs democratisch water?" Michel Bastin - Chercheurs d'Histoire du Maelbeek, Juni 2013 in: City Mine(d), "Eau Propre / Proper Water", 2013 (Eng., Fr., Nl), 265 p.
Wauters  A., Histoire des environs de Bruxelles, Culture et Civilisation, Bruxelles, 1973.
De Cacamp F., “Un coup d’oeil panoramique sur l’histoire de Saint-Josse-ten-Noode”, Les Cahiers de l’ancien Saint-Josse, I, 1, 1966, pp. 5-9.
De Pinchart de Liroux H., “Note sur le moulin aux Fontaines sous St-Josse-ten-Noode”, Les Cahiers de l’ancien Saint-Josse, I, 2, 1966, pp. 9-10.
De Pinchaert de Liroux H., “La machine hydrolique de Saint-Josse-ten-Noode”, Les Cahiers de l’ancien Saint-Josse, I, 4, 1966, pp. 8-10.
Theys C., “De Fontein molen te St-Joost-ten-Node”, Eigen Schoon en de Brabander, XXXIX, 7-8, 1956, p. 306.
Jacobs Roel, Een geschiedenis van Brussel, Tielt, Lannoo.
Van Wijnendaele Jacques, "Une rivière disparue: le Maelbeek".
Martens, Censier ducal, p. 61.

Info Wim van den Eynde, Laken, 11.11.2013.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zondag 2 juli 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens