Boemalemolen
op de Dijle (rechteroever)
tegenover de Redingenmolen
Net voor de samenvloeiing van de Dijle met de nevenloop volgt terug een groep van twee molens. De grootste is de Redingenmolen met er recht tegenover, op de rechteroever, de Boemalemolen. Een gelijkaardige ligging bestond ook bij de Schors- en de Graetmolen, de Viermolens en de Slagmolen en de molens van het kasteel van Heverlee.
De Redingen- en Boemalemolen zijn genoemd naar Leuvense patriciërsgeslachten. De Boemalemolen was al actief in de 13de eeuw. De Redingenmolen was reeds in 1260 in werking.
De Boemalemolen werd genoemd naar een patriciërsfamilie, die in 1307/8 in het stadsbestuur vertegenwoordigd was door schepen Loclewijk «de Boemmale» (1). De stamvader was hoogstwaarschijnlijk afkomstig van Bomal, een dorp in de buurt van Geldenaken. Verscheidene familienamen van de vooraanstaande Leuvense patriciërsgeslachten verwijzen naar plaatsnamen uit de omgeving: Uten Lieminghe, van Redingen, van Nethenen, van Rode, van Grave, van Oppendorp, enz. Deze families geraakten onderling verwant en deze verhouding komt tot uiting in hun blazoenen. Divaeus en Boonen kennen aan de Boemale's een wapen toe dat op nauwe verwantschap wijst met de Uten Lieminghe's, die het hof. «de Schoone Lieve Vrouwe» bewoonden, op de plaats die nu door het Instituut Paridaens ingenomen wordt. Tot in 1766 bestond in de Brusselsestraat een Bommelstraatje of Boemalepoort; het werd toen bij het gasthuis geïncorporeerd (2).
Over de ligging van de Boemalemolen zelf zijn we niet nauwkeurig ingelicht. Wel is er een Latijnse tekst van 1321, voorkomend in het charterboek van de H. Geest, waarin sprake is van een huis, toebehorend aan Arnold Beckere, meester-volder, gelegen buiten de poort, die naar de hofstede van Radulfus van Redingen op de Dijle leidt, tegenover de Boemalemolen (3). De ordonnantie op de molens van 1369 citeert de Redingenmolen in de eerste plaats en daarna de Boemalemolen. In het charter van 1430 is er van deze laatste geen spraak meer. De familie zelf is, voor zover we konden nagaan, na 1400 in de archiefstukken niet meer vermeld.
In 1372 maakte Dominus Arnoldus de Gradu (vanden Graet), als meier van de abdij van Vrouwenpark te Rotselaar, een derde van de Boemalemolen erfelijk in 't voordeel van de kinderen van wijlen Wouter Eueloghe. De beschrijving van de eigendom ziet er als volgt uit: «in Werf supra Diliam, ante man sionem de Oerbeke». Voor de tijdgenoten was dat geen probleem, maar wij zijn er niet fel mede gevorderd. Een Vrank Eveloghe werd tijdens de onlusten van 1378 op het stadhuis vermoord. Ook deze familie schijnt enkele tijd daarna uitgeweken te zijn. Hield dit vertrek verband met het verval van de lakennijverheid (4)?
Was de Boemalemolen soms geen volmolen? Is het louter toeval dat in zijn buurt in de XIVe eeuw akten de aanwezigheid van volders bevestigen? Enkele voorbeelden: in 1321, de reeds geciteerde Arnold Beckere, in 1327, Gillis de Ayencuria in de Broekstraat, in 1331, Everardus dictus de Wenckenzele op de Voer, in 1383, Jan van Meerbeeck (5). De Ramberg, op korte afstand van de Reclingenstraat, heette oorspronkelijk Raemstreeken of Raemberch, vanwege de raamhoven, waar de wevers hun lakens afwerkten (6). Ook in andere steden woonden de wevers en de volders aan de rand van de agglomeratie (7). Typisch is ook het feit dat, toen men later poogde de wolnijverheid te doen herleven, de volmolen in de sluis van de tweede ringmuur ingeschakeld werd.
De Boemalemolen werd in 1397 afgebroken zodat het Dijlewater van deze arm volledig voor de Redingenmolen beschikbaar kwam.
A. MEULEMANS
Noten
(1) M. Tits, Brabamica II, 1957, blz. 364. Divaeus en Boonen sluiten de lijst van de Boemales af met Goordt , d.i. Godfried, raadslid in 1354; dit wordt bevestigd door het Dienstboek. Stadsarchief Leuven (= SAL), 54.
(2) SAL 386, f° 61; magistrale resoluties, anno 1766.
(3) Van Even, op. cit., blz. 106. De auteur beweert op blz. 173 dat de Redingenmolen en de Boemalemolen één en dezelfde zijn. Hij staaft die zienswijze niet door eën vcrwijzing naar een archiefstuk
(4) Eigen Schoon en de Brabander,1962, blz. 340. Citaat van Dr. J. Cools uit het Cartularium van de Abdij van Vrouwenpark te Rotselaar (Algemeen Rijkarchief Brussel, 9-187). Volgens het Dienstboek, overleed Wourer Eveloghe in juli 1370, in de ouderdom van 63 jaar. Hij was dat jaar schepen (AL 54 ).
(5) SAL 8461, Openbare Onderstand, Algemeen Rijksarchief Brussel, 825,15-19 f° 3 v° en 4.
(6) Van Even, op. cit., blz. 230.
(7) Hans van Werveke, "Gand, Esquisse d'Histoire sociale", blz. 20. Volrestrate, la rue habitée par les foulons. En effet, ces artisans, les plus misérables de ceux qu'employait l'industrie drapière, étaient régulièrement établis sur la périphérie des agglomérations. Volgens de kaart van Brussel in de Xllle eeuw, opgemaakt door G. De Marez, bevonden de wijken, bewoond door de volders en de lakenwevers zich buiten de ringmuur (Zie reproductie in "Les origines de Bruxelles" door Marcel Vanhamme, blz. 50).
L. Gillesloot, op. cit., blz. 60, tekst uit het Latijnsboek: «Gherelmus de Nova Domo renet de duce apud Overmoelen XXXI Jiches dietas ramen, cum stadiis seu mansuris».
A. Meulemans, "De Leuvense watermolens in Eigen Schoon en de Brabander", jaargang 46, nr. 1-2, 1963, p. 34-37.
A. Meulemans, "Leuvense Ambachten. De Maalders", in: Eigen Schoon en de Brabander, XLVII, 1964, p. 271-300
M. Tits, "De Leuvense watermolens in Mededelingen van de Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving", jaarboek 1986, p. 3-5, 23-26.
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 4: arrondissement Leuven (A-L)", Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem', 1993. G. Vandegoor, "Leuven", 1998.
E. Van Even, "Louvain dans le passé et le présent", Leuven, 1895.
Geert Sterckx, De Dijle door Leuven, vergeten kracht of drijfkracht, in: Ons Heem, 2008, 2.
Etienne Franckx, Ramon Kenis, Paul Reekmans & Wim Platteborze, "Redingeneiland, een watermolenpark", Leuven Historisch (Nieuwsbrief van het Leuvens Historisch Genootschap vzw), jg. 12, 2015, 1 (maart), (nr. 44), p. 24-35.
De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.