Molenzorg

Zemst, Vlaams-Brabant


Coll. KIK-IRPA, Brussel, 1896. Rechts het molenhuis en herberg In den Notelaar.
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

's Gravenmolen
Molen van Releghem

Ligging
Hoogstraat 163
1980 Zemst

westzijde
hoek Haneweg en Grote Molenweg
Molenveld
1,3 km NW v.d. kerk
LC 155.80 O en 186.98 N
kadasterperceel C236


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1580 / begin 17de eeuw
Verdwenen
1584, oorlog / 1914 augustus, oorlog
Beschrijving / geschiedenis

De 's Gravenmolen of molen van Relegem was een houten korenwindmolen op het Molenveld, aan de westzijde van de Hoogstraat (nr. 163), op het kruispunt van de Haneweg en de Grote Molenweg.

De standaardmolen werd voor 1542 gebouwd. Hij maakte de meeste tijd deel uit van de heerlijkheid Releghem. Hij stond schuin over het kasteel "metten bergehuys van den meulder en eenen keuckenhoff 't samen groot een dachwant".

De zeer eerweerdige heer Jan II Carondelet, aartsbisschop van Palermo, verhuurde in 1542, samen met zijn broer Philip Carondelet, heer van Chapvans en ridder van Releghem te Zemst, de windmolen (die aan de heer van Releghem toebehoorde) aan "molder "Jan van Zwijckveld voor een termijn van zes jaar.

Hij werd in 1584 tijdens de godsdienstoorlogen vernield en in het begin van de 17de eeuw heropgericht.

Jan Van den Heuvel, pachter op het Hof van Releghem, verhuurde de molen op 9 mei 1643 aan Jan Van den Eynde. Samen met de molen werd ook verhuurd: 2 stukken land (het ene van 5 dagwand, geheten het "Molenyser", het ander van 6 dagwand), het huis en het hof bij de molen en een zolder op het Hof van Releghem. Jan Van den Eynde had dit alles de vorige keer ook gehuurd.
Verder bepaalden de "condities": de "huerlinck sal moeten 't synen kost onderhouden kammen, spillen ende hecken ende tot 't gaende werck sal den verhuerder leveren het hout ende den huerlinck de dagheure maer het staende werck is tot last van den verhuerder alleene. Voor den sleet van de steenen al den huerlinck betalen ten advenante 12 gd. voor den duym. Ende aengaende thuys sal den huerder onderhouden de leeme wanden". De huur zou drie jaar duren mits elk jaar 300 gulden te betalen en de dorpslasten te dragen.

De volgende molenaar was Lancelot van Asbroeck uit de molenaarsfamilie van Kapelle-op-den-Bos.

Volgens een akte voor de schepenen van Zemst, verleden voor notaris Boynants op 16 maart 1668, maakte Lancelot van Asbroeck een akkoord met gravin Van der Nath, vrouwe van Releghem, tot verzekering van de pacht van haar windmolen en de landen die ervan afhingen. De huurder droeg op in haar handen:
- alle bezaaidheden die hij had op de landen van de gravin
- een grijs ruinpaard die zes jaar oud was
- twee koeien en twee runderen
- rond 50 veertelen zoawel graan als meel
- al zijn huisraad en meubelen waar die zich ook bevonden.

Vanaf januari 1705 was Hubertus Baetens molenaar op Releghem. Hij was de eerste van drie generaties molenaars.
De volgende maalder op de molen van Releghem was Frans Baetens, geboren te Hever op 18 mei 1702 en gehuwd met Johanna Verlinden.
Van deze molenaar bleef een pachtcontract bewaard. Het dateert van 29 januari 1729 en ging in op half maart 1729, kort voor het huwelijk van Frans. De molen met 3 bunder land naast een derde deel gelegen in het "Cleyn Broeck" werden verhuurd voor niet minder dan 24 jaar. Dit tegen 30 gulden courant die jaarlijks in vier keer mochten betaald worden, ten laatste twee maanden na de vervaldag, op straffe van huurbreuk, indien het graaf Van der Nath geliefde.

De verdere voorwaarden vinden we telkens terug in dergelijke verbintenissen:
- de huurder zal moeten dragen alle dorpslasten
- de huurder zal moeten onderhouden al het draaiende werk van de molen
- op het einde van de termijn zal de molen van gelijke waarde zijn zoals het was ten tijde van het aanvaarden door Huybrecht Baetens, voltgens schatting daarvan gedaan door de timmerlieden en de grofsmeden op 8 januari 1705
- indien de huurder schade lijdt aan het land of de bempt, hetzij door overvloet van water of door heirkracht, dan zal hij afslag genieten tegen 24 gulden per bunder.
- indien de de molder kwam te malen met volle zeilen bij onweer of stormwind en er daardoor schade ontstond, dan zal hij de molen op eigen kosten herstellen in de oorspronkeljike staat
- de sleet van de stenen in de achtermolen zal de huruder bij zijn vertrek moeten vergoeden tegen 18 gulden wg. per duim mindering en zijn ze verdikt dan zal hij evenredig ontvangen
- de wanden van het huis te onderhouden tot aan de tweede richel  opwaarts
- bij zijn vertrek zal hij twee derde van het land moeten bezaaien, waarvan hij de helft zal profiteren en het resterende "paart" (deel) zal hij moeten laten liggen voor de aankomende pachter
- voor het maken en stellen der condities al hij betalen twee "pattacons" boven het zegelrecht
- de pachter zal de houtkap van de bomen staande op het land genieten volgens bouwmesrecht, maar hij zal geen gezag hebben om bomen uit te doen of te doen kappen.

Het molenhuis werd in 1733 vernieuwd, zoals het ingegrift stond in de deuromlijsting.

Op 1 maart 1753 werd een nieuw pachtcontract opgemaakt met Frans Baetens. De termijn bedroeg nu slechts één jaar, in tegenstelling tot het vorige contract met een termijn van 24 jaar. Rentmeeester Joahannes Lucas verhuurde: de windmolen met het huis en ongeveer 3 bunder land, een derde van een bunder bempt gelegen inn het "Cleynbroeck" en 3 dagwand land genaamd het "Cleyn mevrouwen Bosch". Dit voor 445 gulden courant op de conditeis beschreven in het contract van 1729. 

De belangrijkste gebeurtenis in het muldersleven van Frans Baetens was ongetwijfeld de verkoop van Relegem, de molen inbegrepen, in 1757. Het vierde lot bestond uit de windmolen met huis, hof, stallingen en 3 bunder 43 roeden land, meer bepaald:
- molenberg, koolhof en land: 1 bunder 2 dagwand 84 roeden
- het land met "moleneyssel": 1 bu,nder, 1 dagwand 59 roeden.
Werden niet mee verkocht: de schuur door de molenaar zelf gesteld (aan de overkant van de straat) en evenmin het draaiende werk dat ook de "molder" toebehoorde. Bleef eveneens aan de huurder: "den hast ende den pelmolen mitsgaders den solder boven den peerdestal".

De derde zitdag was men afgekomen tot 10.000 gulden. NIemand wou de molen hebben en er werd zelfs in volle zitdag gevraagd om te komen tot 8000 gulden. Maar dat wou de notaris niet. Hij was enkel bereid 400 of 500 gulden te minderen, op voorwaarde dat door het stellen van verdieren de 10.000 gulden toch nog werden bereikt. En zo kwam 's anderendaags 's morgens, 6 augustus 1757 Frans Baetens op het kantoor van de notaris. Hij bood 9500 gulden wisselgeld, stelde nog 80 verdieren en gaf de palmslag. Het bekwam hem slecht want op 24 december 1757 werd de molen andermaal verkocht "tot cost, laste ende peryckel van Francis Baetens, molder tot Sempts ende cooper defaillant".
De nieuwe eigenaar, notaris Keyaerts, gaf de stokslag voor 7100 gulden en 50 verdieren. Hij trad op namens sr. Livinus Remory en joff. Anna Joos. Livinus Remory was de eigenaar van de Herbodinnemolen te Londerzeel-Malderen.

Het waren nog vijf bittere jaren eer het pachtcontract ten einde liep. Toen vestigde Frans Baetens zich in het dorp waar hij "Den Prins Eugenius" huurde. Het betrof een huis met schuur, hof en brouwerij met al het kammengerecht. De huur ging in half maart 1763;

De laatste molenaar van de familie Baetens was Jan Baptist Baetens die zijn vader opvolgde vanaf de lente 1763. Jan Baptist Baetens (°Zemst 7 april 1731) huwde op 16 december 1762 te Perk met Maria Anna Van Roy. Ze was de dochter van Jan Van Roy, "borgemester" en kapitein van de handbooggilde te Perk zoals zijn grafzerk het vermeldt. Een pachtcontract voor notaris Van den Brouck dateert van 4 augustus 1768. Waarschijnlijk beliep het negen of twaalf jaar want op het einde van 178 werd Jan Baetens failliet verklaard.

Blijkbaar gingen de zaken niet goed op de molen van Releghem want zowel de vader als de zoon moesten verschillende leningen aangaan en uiteindelijk eigendommen verkopen om hun schulden af te lossen.

We zagen al dat op 31 december 1778 Jan Baetens verklaarde de huur niet meer te kunnen betalen. De achterstal aan sr. Livinus Remory en joff. Anna Joos bedroeg al 1350 gulden. Daarvoor droeg hij over aan de eigenaar: al het draaiende werk van de molen met de mestrechten, vruchten te velde en de houtwas op het land. Hiertoe zou half maart 1779 een schatting gebeuren door twee deskundigen, van weerszijden aan te duiden, zoals voorzien was in het contract van 1768.

De schatting werd eveneens ingeschreven door notaris Van de Velde te Malderen. Ze gebeurde door Carolus Van den Bosch uit Grimbertgen en Michiel Van Hoeck uit Willebroek, "beide meester meulemaekers van stiele, naer hunne beste kennisse van wetenschap, naer rype examinatie ende sonder eenige ooghluyckinge ofte fraude." Getuigen waren Peter Verburggen, de nieuwe molenaar, en Peter Franciscus Remory.

De prijsschatting ("taxaet") is erg gedetailleerd:
"In den eerste de buytenborst met haere twee lassen ende eyserwerck met haere toebehoorten: 52-10
Item de binneborst met haere twee lassen ende eyserwerck ende haere toebehoorten: 68-0
Item de asche met haere eysere schenen ende bannen: 68-0
Item het kamwiel van den achtermolen met syne ermen, cammen ende eyserwerck: 90-0
Item het spillegeloop van den achtermolen met syne spillen ende eyserwerck: 15-10
Item het camwiel van den voormolen met syne cammen, ermen ende eyserwerck: 60-0
Item het spillegeloop van den vs. molen met syne spillen ende eyserwerck: 14-0
Item het leyhaeken met syne twee wielen: 14-0
Item de prange met de vleugels ende eyserwerck: 7-0
Item de steencuyp van den vs. molen ende het rinckhout, tremel en graenbacken met alle syne toebehoorten: 12-0
Item eenen steenreep, binnenreep ende buytenreep ende pranghseel met de twee eyehoofkens ende het seelken met twee camandel: 25-0
Item vier ophangende seylen: 8-0
Item veertien belen met eenen pashaemer en een yseren handtboom met den grooten huyssel: 17-16
Item het staeckyser van den achtermolen met den hals, panne, spoer met de reyn: 70-0
Item het staeckyser van den voormolen met den hals, panne, spoer ende reyn: 5-0
Item den loopenden steen van den achtermolen wesende seventhiender is dick bevonden elf duym ende den selven getaxeert volgens de huurcedulle daervan synde, gepasseert voor den notaris Van den Brouck op 4 augusty 1768 tegen eenentwintigh guldens courant gelt, compt op ende ter somme van 231-0.
Item den liggenden steen van den selven molen is dick bevonden vier duymen ende hetselven gerekent tegens eenentwintigh guldens den duym, comt op ende ter somme vermits den selven was in twee stucken: 84-0
Item den loopenden steen van den voormolen wesende sesthiender is dick bevonden negen duym en een achtste ende den selven getaxeert op vijftien guldens courant geld den duym, comt te beloopen op ende ter somme van 136-17-2
Item den liggenden steen van den selven molen is dick bevonden twee duyme en een vierde den welcke is in stucken ende dienvolgens getaxeert: 9-0
Item den meelcorf met de schup ende graenschup getaxeert: 1-0
Item den solder boven den peerdenstal met syne ribbenen: 16-0

Totaal van de schatting: 1036-13-2, hetgeen Jan Baetens aanvaardde. Hiervan werd 90 gulden afgetrokken voor het staande werk zoals geschat werd op 8 januari 1705.

Onmidddellijk kwam de nieuwe molenaar Peter Verbruggen, man van Johanna Wellens, op de molen met contract van 13 april 1779, goed voor 12 jaar, tegen 430 gulden per jaar. De voorwaarden ("condities") verschilden niet zoveel van die van 1729.

Na het overlijden van Pieter Verbruggen te Zemst op 13 maart 1780 hertrouwde Joanna Wellens op 22 februari 1784 met Jan Baptist Fierens, afkomstig van Impe bij Aalst. Hijj komt voor in de telling van 1796 van 1796 onder nr. 402: Jan-Baptist Fierens, molenaar in de Hoogstraat, oud 55 jaar, inwoner sinds 1 september 176. Zijn stiefzoon Gilles Verbruggen, oud 30 jaar. Diens broer Jacob Verbruggen, oud 20 jaar. Hun zus Anna Catharine Verbruggen, oud 18 jaar, allen ingeweken op 15 maart 1779. De meid Anna Cazharine Roeckens, oud 18 jaar, geboren te Zemst.

De molen kwam terug in bezit van de heer van Releghem toenn hij eind 1785 opnieuw verkocht werd. Het eerste lot betrof de molen zelf die nog verhuurd was aan Jan Baptist Fierens tot half maart 1791. Het tweede lot was 3 dagwand 43 roeden land tegen de molen. Het derde lot was het "moleneyssel".

De koopdagen gingen door ten huize van Jan Van Doorslaer, herbergier te Kapelle-op-den-Bos. Op de eerste zitdag van 15 november 1778 deed Jan Baetens telkens een bod op elk lot. Voor de molen bood hij 5000 gulden wisselgeld, dat was juist de helft van wat zijn vader Francis Baetens had geboden in 1757 "... ende mits geen favorabel bod, wederhouden tot den naesten...".

Uiteindelijk kwam de molen voor 6710 gulden wisselgeld in handen van Antonius Josephus de Wevelinckhoven, heer van Releghem, wiens erfgename Françoise Josephin de Wevelinckhoven huwde met Domique d'Hannoset, algemeen ontvangner van de domeinen vann de regio Brussel. Hun dochter Marie d'Hanosset (1788-1861) huwde in 1811 met graaf Henri Jean Baptiste de Baillet (Antwerpen 1785 - Brussel 1869), ondernemer en later directeur van de Société Générale.

Na het overlijden van zijn Marie d'Hanosset op 26 maart 1861, erfde hun enige zoon, graaf Edmond Charles Paul de Baillet, het molenerf. Hij was uitgeweken naar Engeland en was, toen hij 44 jaar was, gehuwd met de gescheiden Harriet Scheatfield. Hij verbleef in 1861 als rentenier te Zemst.

Peter Eduard Verdoodt, geboren te Houtem op 14 september 1853, was molenaar op de 's Gravennmolen en zijn vrouw was herbergierster in het molenhuis "De Notelaer" van 1890 tot 1899, tot bij hun verhuis naar de Lege Vosbergmolen te Rumst. Hij werd opgevolgd door Joannes Goovaerts (1865-1926), die de laatste molenaar zou worden.

Graaf Edmond Charles Paul de Baillet stelde in zijn testament van 10 mei 1908 zijn nicht Marie de Ghellinck, weduwe van graaf Frederic de Diesbach de Belleroche, verblijvend op het kasteel van Hendecourt-lez-Ransart (Frankrijk, departement Pas-de-Calais) aan als universeel erfgennaam van al zijn roerende en onroerende goederen, met uitzondering van het rusthuis Releghem en de omliggende landerijen waarvoor speciale voorwaarden in het testament waren vastgelegd. Edmond de Baillet overleed te Folkestone (Engeland) op 5 september 1913.

We zien de molen o.m. aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen, op de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842), op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850), op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860) en op de militaire kaart (1864).

De standaardmolen werd in augustus 1914 in brand gestoken om te verhinderen dat de Duitsers hem als uitkijpost zou gebruiken. Er volgde geen heroprichting.

Paul BEHETS & Roger DEBROECK

Bijlagen

Juliaan Deleebeeck, "De Semse stelt nieuwe boeken over lokale geschiedenis voor op Erfgoeddag", Het Nieuwsblad, 23.04.2016.
Ook in Zemst stonden water- en windmolens, later opgevolgd door een nieuwe generatie graanmolens. Foto: jdw
Zemst - Heemkundige kring De Semse stelt nu zondag op Erfgoeddag twee nieuwe boeken voor. Roger De Broeck bundelde zijn vele opzoekwerk in Molens uit de Zemstse deelgemeenten en Jeroen Walschaerts ging op zoek naar de veteranen die vochten in de Koreaoorlog. Roger De Broeck was gedurende 42 jaar bibliothecaris van de openbare bibliotheek van Elewijt en is zeer geboeid door de lokale geschiedenis. Hij schreef talrijke artikels voor de Semse, steeds met een kritische benadering van de materie en de geschreven bronnen.
“Over de meeste water- en windmolens die in Zemst stonden, werden eerder al onvolledige of onjuiste artikels gepubliceerd”, vertelt De Broeck. “Met deze uitgave wil ik een volledig en correct overzicht geven op basis van gecontroleerde informatie en resultaten van nieuw opzoekingswerk.
Roger De Broeck, Keizer Karellaan 11? 1982 Zemst-Elewijt

Literatuur

Werken
Paul Behets, "De molenaars Baten en de molen te Relegem"in: De Semse kroniek, jg. 11, 1996, nr. 3.
Paul Behets, "De molenaars Baten en de molen van Releghem (Zemst)", in Vlaamse Stam, 1997, nr. 1, p. 1-20.
André Ver Elst, "Nieuw-Zemst bij Leven en Welzijn: een nostalgisch spiegelbeeld van Elewijt, Eppegem, Hofstade, Weerde, Zemst en Zemst-Laar", Nieuwkerken-Waas, Het Streekboek, 1990.
Roger Van Kerckhoven, "Een dorp in de wereldoorlog: Zemst 1914-1918", Zemst, Van Kerckhoven, s.d
"Herinneringen 1914-1918: Elewijt, Eppegem, Hofstade, Weerde, Zemst", Zemst, De Semse, 1986. "Herinneringen aan dorpen in de gemeente Zemst", Ljubljana, Hisstory, 2001.
André Ver Elst, "Kleine encyclopedie van Groot-Zemst", Nieuwkerken-Waas, Het Streekboek, 1995.
André Ver Elst, "Nieuw-Zemst in oude prenten", Zaltbommel, Europese Bibliotheek, 1980.
André Ver Elst, "Zemst in oude prentkaarten, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1972.
André Ver Elst, "Ons Zemst: vroeger en nu", Zaltbommel, Europese Bibliohteek, 1995.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 3: arrondissement Halle-Vilvoorde (M-Z)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1992;
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Karel Lemmens, De molens te Zemst en omstreken, De Semse kroniek, X, 1995, nr. 3-4.
Roger Debroeck, Molens in Groot-Zemst, Zemst, Heemkundige Kring De Semse, 2010, 71 p.
Alphonse Wauters, Historie des environs de Bruxelles, Tome deuxième. Bruxelles, Edition Van der Auwera, 1855.
Juliaan Deleebeeck, "De Semse stelt nieuwe boeken over lokale geschiedenis voor op Erfgoeddag", Het Nieuwsblad, 23.04.2016.

Mailberichten
Wim Van der Elst, Laken, 24.11.2013.
John Verpaalen, Roosendaal, 30.04.2018.

Overige foto's

<p>'s Gravenmolen<br>Molen van Releghem</p>

Detail van deze prentkaart.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: maandag 30 april 2018

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens