Molenechos's Homepage Molenechos.org

Brugge, Vlaanderen - West-Vlaanderen

Verdwenen molen

karakteristiek

Naam
Helpt uit de Nood, Helpt uuyter Noodt, Ryckwynmolen, Potteriemolen, De Schelle - II, Schellemolen - II, Schelmolen - II
Ligging
Kruisvest
8000 Brugge
uiteinde Snaggaardstraat
molenhuis a.d. O-zijde v.d. Peterseliestraat
Vlaanderen - West-Vlaanderen
toon op kaart
Geo positie
51.217094, 3.236817 (Google Streetview)
Gebouwd
voor 1399 / voor 1541 / tussen 1775 en 1800
Verdwenen
na 1612 / voor 1775 / 1865 - 25 juni, brand / na 1872, afvoeren molenwal
Type
Staakmolen
Functie
Oliemolen
Database nummer
6915
Ten Bruggencatenummer
06536 s  

Beschrijving / geschiedenis

Molen Helpt uit de Nood, soms ook "Ryckwynmeulen", was een houten oliewindmolen op de Kruisvest, op het uiteinde van de Snaggaardstraat, de vroegere Korte Oliestraat. Het schuinoplopend toegangspad begon evenwel aan het uiteinde van de Carmersstraat en bevond zich net naast het toegangspad naar de buurmolen, de Grandmere.

Het molenhuis stond aan de oostzijde van de Peter Cellestraat, de huidige Peterseliestraat.

De molen wordt vermeld als "Helpt Uyter Noodt", op het einde van de "Corter olijstrate", in een oorkonde in het Potteriearchief in 1399. De molen behoorde dan toe aan Jan de Leeuwe en zijn zoon Fransoys de Leeuwe.

Volgens het Grondboek van 1541 ("den muelen noort daerby ghenaemt Helpt Uuytter Noot") en de Hallegeboden van 1564-1574 lag de molen onder de jurisdictie van het Proossche.

We zien hem aangeduid op de plannen van Marcus Gerards (1562) en van Jacob van Deventer (1568-1575) als de vijfde molen tussen de Kruispoort en de Dampoort.

In het Carmerszestendeel (1580) wordt vermeldt: "Idem (een oliemuelen) Helpt uyter Noodt", met als eigenaar Pieter Nollet.

De tijden waren slecht en onzeker en de verpande molen ging bij decreet van 6 juli 1588 over aan de kinderen van Herman Goossens. In 1592 kwam de molen in handen van Pieter Rielandt en Leenaert Cobri. Na vele overdrachten werd deze molen in 1618 eigendom van Joos Spillebeen.

Op de Ferrariskaart van ca. 1775 komt enkel nog de lege molenwal voor.

Op de lege molenwal van "Helpt uit de Nood" werd tussen 1775 en 1800 de Schellemolen (I) overgebracht. De oude molennaam geraakte in de vergetelheid.

We zien hem aangeduid op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) en op de kadastrale kaart van P.C. Popp, met het symbool van een staakmolen op teerlingen.

Tijdens de verkoop op 23 juni 1832 werd de molen eigendom van Jan Verriest. De koop ging door in het welbekende hotel "De Gouden Mande" op de Grote Markt van Brugge. Op 8 april 1849 werd de molen voor de helft eigendom van respectievelijk Jan en Frans Verriest. Ze werden in 1855 opgevolgd door Jan en Edouard Verriest. Op 1 juli 1858 werd Edouard de enige eigenaar.

Eigenaars na 1830:
- 23.06.1832, verkoop: Verriest-Vanhaverbeke Jan, molenaar te Brugge
- 08.04.1849, verkoop: a) Verriest Franciscus, molenaar te Brugge en b) Verriest Joannes, molenaar te Brugge (notaris De Busschere)
- 1855, verkoop: a) Verriest Edouardus en b) Verriest Jan
- 01.07.1858, verkoop: Verriest Edouardus, molenaar te Brugge (notaris Termote).
Rond 1865 werd de molen gebruikt door de gebroeders Rotsaert.

De molen brandde geheel af in de nacht van zaterdag op zondag 24-25 juni 1865, rond twee uur. De molen was al bijna volledig afgebrand toen het eerste alarmgeroep vanuit de Hallentoren werd gegeven. De toegesnelde blussers konden niets meer ondernemen tegen de brandende molen, maar ze wierpen water op een magazijn naast de molen en konden het geheel vrijwaren. De oorzaak bleef onbekend. De molen was verzekerd, maar de grote hoeveelheid graan en schors in de molen waren het niet.

Op de zitting van de gemeenteraad van Brugge op 15 juli 1865 werd aan molenaar Eduard Verriest een schadelloosstelling van 163 frank toegekend voor de brand. Op de vraag van schepen van Caloen of de molen nog herbouwd zou worden, antwoordde burgemeester Boyaval dat hij denkt van niet, omdat dergelijke concessies (op stadsgrond) niet meer gevraagd worden.

De molen werd inderdaad niet meer herbouwd. De stoommachines hadden inmiddels de wind vervangen en door de aankooppolitiek van de stad om de molens te sloop voor de aanleg van wandelpaden.

Jan Verriest, molenaar, verkocht op 27 november 1872 - als voogd van de kinderen van zijn overleden broer Edouard - de molenwal aan de stad voor 500 frank.

Mop
- De Schellemeulen is afgebrand te Brugge. Proficiat ! meulenaer, zei ik, tegen eenen, dat 't uw meulen niet en is! - Eh maer, mynheere, zei hy, 't is dat de mynen niet verassereerd (verzekerd) en was.
Bron: 't Jaer 30 of politieke wegwyzer voor treffelyke lieden (Brugse krant), 01.07.1864, p. 4, kol. 2.

Zie ook: Brugge - Schellemolen - I

Lieven DENEWET, Herman HOLEMANS, G. VAN NIEUWENHUYSE

Literatuur

Archieven
Archief van de Potterie, Charters van de Potterie, jaar 1399, nr. 427.
Rijksarchief Brugge, Proosdij,  nr. 209 (Grondboek, 1541), f° 21,21 v°.
Stadsarchief Brugge, Registers van de Zestendelen, Carmerszestendeel, 33e cirkel, f° 817 (1580-1796) (Helpt uit de Nood); 18e cirkel, f° 699 (1580-1796 (Schellemolen)
Stadsarchief Brugge, nr. 138. Registers van de Zestendelen. Sint-Janszestendeel,
Stadsarchief Brugge, Akten, pak III, nr. 55 (verkoopsakte molenwal, 27.11.1872)
P. Beaucourt de Noortvelde, Beschrijving der Heerlijkhede en Lande van den Proossche, Brugge 1764.

Uitgegeven bronnen

Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaenderen, 26 juni1865, p. 2 (over de brand)
Gazette van Brugge en der provincie West-Vlaenderen, 19 juli 1865 (jg. 72, nr. 85), p. 2, kol. 1 (schadelloosstelling brand)
't Jaer 30 of politieke wegwyzer voor treffelyke lieden (Brugse krant), 01.07.1864, p. 4, kol. 2.
Gemeenteblad van Brugge, 1855-1856, "Rapport Goddyn", p. 521.
L. Gilliodts-Van Severen, "Les registres des "Zestendeelen" ou la cadastre de la ville de Bruges de l'année 1580". Brugge 1894, p. 81, 306.

Werken

G. van Nieuwenhuyse, De windmolens van de Kruisvest te Brugge 1580-1650, Biekorf, jg, 71, 1970, p. 210-214.
K. De Flou, Woordenboek der Toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guînes en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, 1914-1938.
Herman Holemans, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1993.
Guillaume Michiels, Iconografie der stad Brugge, III, Brugge, 1968.
Jaak A. Rau & Jan D'hondt, Een eeuw Brugge. Deel 1: 1800-1900, Brugge, Marc Vande Wiele, 2001 (hoofdstuk De windmolens in het 19de eeuws Brugge, p. 207-219).
J.A. Rau & J. D’hondt, De Brugse parochies. 2. Het leven in Sint-Salvator, Sint-Jacobs, Sint-Gillis,Brugge, 1988, p. 18.
Marc Ryckaert, Historische Stedenatlas van België, Brussel, 1991.