Molenzorg

Westvleteren, West-Vlaanderen


Foto einde 19de eeuw (Archief Sint-Sixtusabdij, Westvleteren)
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Rosmolen van de Sint-Sixtusabdij

Ligging
Donkerstraat 12
8640 Westvleteren

noordzijde


toon op kaart
Type
Buitenrosmolen
Functie
Korenmolen, moutmolen
Gebouwd
voor 1841
Verdwenen
1882, buiten werking / ca. 1900, sloop gebouw
Beschrijving / geschiedenis

De Rosmolen van Sint-Sixtus was een roskoren- en moutmolen, type buitenrosmolen, in het domein van de Sint-Sixtusabij, aan de noordzijde van de Donkerstraat (nr. 12).

Volgens een bewaarde foto uit het einde van de 19de eeuw was het achtzijdig bakstenen gebouw met een strobedekking. Het gebouwtje verkeerde in verval en was duidelijk niet meer in werking.

De rosmolen werd voor 1841 gebouwd. Franciscus Dominicus Lebbe, koopman in Poperinge, was er dan eigenaar van. De paters gebruikten de molen in erfpacht. De rosmolen werd nog vermeld in 1882, toen het perceel waarop hij stond werd verenigd met een ander perceel waarbij het geheel een nieuw kadastraal nummer kreeg. Dit verwijst naar een buitenwerkingstelling en het wegnemen van de inrichting.

De rosmolen was verdrongen door een stoommaalderij. In het schepencollege van 26 maart 1876 werd de aanvraag van vader abt behandeld om een stoommachine te mogen plaatsen. De toelating kwam er en de vuurmolen werd niet enkel gebruikt als graan- en moutmolen, maar tevens om elektriciteit te produceren. De kroniek van de abdij vermeldt in het jaar 1875 onder de titel "Gebouw voor Stoomtuig" de volgende tekst: "Ten einde den zwaren arbeid der leekebroeders te verminderen, kocht de E.F. Albericus eene vuur-machien (van Deweirdt van Kortrijk) aan geheel genadige conditien. De kracht der machien is van 6 peerden. Een kloek gebouw bevat de machien als ook eenen desscher en een getuig om te malen." De genoemde zware arbeid van de lekebroeders (kloosterlingen die niet tot priester gewijd zijn) heeft mogelijk betrekking op het werk in de rosmolen.

Een aanleiding voor de bouw van de stoommaalderij vormde de ontdekking door de paters dat ze door de mulder van de pas opgerichte windmolen bij het Jagershof werden bedrogen. Deze mulder was niet enkel een belangrijke klant kwijt, maar kreeg ook een concurrent bij, want de paters maalden niet enkel voor eigen gebruik.

De maalderij was ondergebracht in een stenen gebouw, gedekt met pannen en "... dienende voor dorschplaats en maalderij van veldvruchten met stoom gewogen en hebbende slechts eenen koppel steenen". Zo staat dat beschreven in de brandverzekeringspolis uit 1886 van "De Belgische Vereeniging". Het gebouw en de inrichting waren verzekerd tot een bedrag van 16.000 frank.

In een verzekeringspolis van 1911 is sprake van twee koppels stenen "en eene cylinder". In 1930 wordt melding gemaakt van drie paar maalstenen en een cilinder. Er waren ook twee builen. De maalderij werd dus in de loop der jaren uitgebreid, hetgeen wijst op een toename van de productie.

Toch zijn er ook gegevens die aantonen dat de uitbating van de maalderij niet altijd zonder problemen verliep. In een verslag van het bestuurscolege van de abdij van 6 november 1923 wordt vermeld dat men "wegens geloop van vreemden, weinig religieuzen en andere oorzaken beslist den molen af te schaffen met nieuwjaar 1924 voor de wereldsche menschen". Uiteindelijk wordt dit besluit weer teruggedraaid en in 1926 zeggen de notulen dat men eerst en vooral moet trachten klanten te krijgen "... en daarom de colleges, pensionnaten en kloosters van Poperinghe, Yper en elders te vragen of zij bereid zijn bloem van ons te koopen, indien wij, door het oprichten van een modernen molen in staat zijn, hun minstens dezelfde kwaliteit als die zij nu gebruiken, kunnen leveren". De tekst vervolgt tussen haakjes: "Het college van Poperinge met zijn 400 jongens, alsook het Trappistinnenklooster van Soleilmont (waar men hostiën bakt) zijn reeds tot ons gedacht toegetreden."

De maalderij was echter hopeloos verouderd. De stoommachine begon te verslijten en vroeg veel kolen. Gelukkig daagde er hulp op uit de Kempen: "Om een modernen molen te placeeren, is er geld noodig. Allen die tegenwoordig zijn gaan in op het voorstel van den HoogEerw. Vader Abt van Westmalle, hetwelk bestaat in het volgende. De HoogEerw. Vader Dom Herman (met toestemming van Zijnen Raad) geeft de som van 25.000 fr. en dringt er op aan nog eenige personen te zoeken, die eene som geld vooruit en vooraf zouden ter hand stellen..."

Twee maanden later meldt het verslag van de kloosterraad: "Er is occasie een moteur à gaz pauvre te koopen, alsook een engelsche cylinder voor den molen. De gezamenlijk prijs is +- 25.000 fr. De Raad wil dat men informeere en onderzoeke. Daarna spreekt men over de plaatsing van den nieuwen molen, om zooveel mogelijk het vreemd volk buiten het slot te houden."

Eerder, in 1923, bracht de Ieperse firma Doom & Mahieu een offerte uit voor het leveren en plaatsen van een geheel nieuwe installatie met drie koppel stenen, elevateur, graankuiser en buil voor de som van 20.725 frank, echter zonder de vervanging van de stoommachine.

De stoomkracht is later vervangen door een dieselmotor. In september 1926 werd besloten een moderne molen in te richten om fijne bloem te kunnen leveren. In maart 1927 was de nieuwe molen een feit. Het verslag vermeldt: "Zaterdag heeft men onzen vernieuwden molen geprobeerd. HIj is merkelijk vergroot. Alles was in den haak." Er werd gemalen voor de eigen behoefte van de abdij en tevens voor boeren in de omtrek die met paard en kar hun graan naar de molen brachten. Om klanten te werven, werden foldertjes verspreid om producten als "Hoendervoerders Sixtina" aan te prijzen. Later moest men echter besluiten: "... dat de zaak van het hennenvoeder 'Sixtina' niet zozeer winstgevend (is) als men vermeend had. Er zijn niet genoeg afnemers. Men beslist de zaak te laten uitbloeden. We hebben er geen geld bij gewonnen, of ook geen verloren". Zo kwam het accent meer te liggen op de productie van bakmeel en bloem. Belangrijk op te merken is dat de maalderij had niets te maken had met de brouwerij. Deze laatste beschikte over en eigen installatie om het graan te breken.

De maalderij bood aan drie mensen werk. Eén van de paters was de molenaar, die door twee knechten uit het dorp werd bijgestaan: André Deroo en Henri Persoone. Deze laatste kon goed de stenen scherpen. Als molenaars zijn gekend: broeder Thomas Werrbrouck, broer Gabriël Dispersyn, pater Robertus Doise (vanaf 1941), pater Aloïsius Geens en pater Firminus De Cat (in 1950).

In september 1951 kon laatstgenoemde de maalderij niet meer bedienen. Broeder Albertus D'Hoker nam het van hem over, mar die had al een volle dagtaak in de brouwerij. Daarom werd besloten om vanaf 1 september 1955 niet meer te malen voor de boeren uit de omtrek. Korte tijd later werd de bedrijvigheid helemaal gestaakt. Het gebouw van de vroegere maalderij bestond nog in 1997, maar het binnenwerk was uitgebroken om plaats te maken voor een bierdepot. De situatie was dan nog maar weinig veranderd. Wel werd de hoge schoorsteen van de vroegere stoommachine rond 1900 met 6 meter ingekort uit veiligheidsoverwegingen.

De brouwerij van Sint-Sixtus, gesticht in 1838, is nog altijd in bedrijf en geniet zelfs wereldfaam, met de nominatie het "beste bier van de wereld" te produceren. De Trappisten van Westvleteren brouwen drie soorten donker bier (van respectievelijk 6°, 80 en 12°) alsook een licht bier van 4°. Dit laatste is alleen voor de eigen consumptie bestemd. De grote kwaliteit komt mede door de kleinschalige productiemethode.  Het gistings- en rijpingsproces verloopt volledig natuurlijk en het bier is ongepasteuriseerd. Op jaarbasis brouwde men in 1996 ca. 4.100 hectoliter, waarvan 46% voor de 12°, 41,7% voor de 8°, 10,6% voor de 6° en 1,7% voor de 4°.

John VERPAALEN

Bijlagen

Over de gebouwen van de Sint-Sixtusabdij (Agentschap Onroerend Erfgoed, 1989)

Trappistenklooster gesticht in 1831 door enkele paters, afkomstig uit een gelijkaardige orde op de Katsberg, op de plaats van het in 1783 afgeschafte birgittijnenklooster. De priorij van Westvleteren was afhankelijk van de abdij van Westmalle en werd 1871 tot abdij verheven. De brouwerij werd gesticht in 1838 .

Ommuurd gebouwencomplex, voorzien van steunberen, bestaande uit slotklooster, kapel en brouwerijgebouwen.

Aan de Donkerstraat gelegen poortgebouw van zeven traveeën onder meer een hoger opgetrokken, centrale poorttravee en één bouwlaag onder schilddak (Vlaamse pannen), uit 1878. Rode baksteenbouw; natuurstenen beschilderde imposten, neuten en sluitstenen. Centrale poorttravee onder tentdak (leien). Rondboogpoort met sluitstenen en imposten, gevat in een rechthoekige omlijsting van vlakke pilasters met kroonlijst en gootlijst. Erboven, drie rondboognissen, waarin heiligenbeelden, tussen pilasters met verdiepte schachten; houten kroonlijst; waaronder tandlijstje. Beraapte zijgevels met rondboogvensters in geblokte omlijsting. Twee lage zijvleugels afgelijnd door middel van dubbel tandlijstje. Deels gedichte rondboogvensters; open bovengedeelte met het waaiervormig ijzeren tracering.

Ten noordoosten ervan, kapel met voorliggende ommuurde tuin. Eenbeukige zaalkerk van zes traveeën onder zadeldak (nok parallel aan de Donkerstraat, leien) met klokkenruiter. Uit het derde kwart van de 19de eeuw, met neogotische inslag. Geajoureerd door middel van rondboogvensters. Interieur zonder noemenswaardigheden.

Ten oosten (ernaast), klasgebouwtje met voorliggende, ommuurde speelplaats, toegankelijk via rondboogpoortje. Klasgebouwtje van drie traveeën en één bouwlaag onder schilddak (nok parallel aan de Donkerstraat, Vlaamse pannen), uit de 19de eeuw. Rondbogige muuropeningen met ijzeren tracering. Links aanbouwsel onder lessenaarsdak.

Ten zuiden, schuin tegenover het klooster, aan de overzijde van de Donkerstraat gelegen schoolgebouw met rechts aanleunende schoolmeesterswoning en voorliggende speelplaats, uit de 19de eeuw.

Literatuur

Archieven
Archief Sint-Sixtusabdij, Brandverzekeringspolis uit 1886 van "De Belgische Vereeeniging".
Archief Sint-Sixtusabdij, Verzekeringspolis uit 1911.
Archief Sint-Sixtusabdij, Notulen kloosterraad Westvleteren, 29 september 1926, 17 november 1926, 21 februari 1929, 21 augustus 1955.
Archief Sint-Sixtusabdij, Jaarcijfers 1996.

Mededelingen
Broeder Alfons Vanden Broucke, archivaris van de abdij, aan John Verpaalen, 1997.

Werken
John Verpaalen, "Molens van het Hoppeland", Koksijde, 1997, p. 155-159.
Herman Holemans, "Rosmolens in de provincie West-Vlaanderen in de periode 1834-1900", Ons Molenheem, 1995, nr. 3.
Herman Caulier, Domien Doise, Jan Doise, Jef Doise, Dany Titeca, Dirk Van Hee, Myriam Verfaillie, "Westvleteren in de rust van een beek en een abdij", Westvleteren, 2009.
Domien Doise, "Dorpsmonografie van Westvleteren", 1959.
Demedts A., "De abdij van Vlaanderens Westhoek. De Onze Lieve Vrouwenabdij van Sint-Sixtus te Westvleteren", Izegem, 1956.
Dewaele K, "Abdijen in West-Vlaanderen en België", De Gidsenkring, XXVI, 1, 1988, p. 21-31.
Delepiere A.-M. & Huys M., "Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Ieper, Kanton Poperinge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 11N2", Brussel-Turnhout, 1989.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: dinsdag 16 augustus 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens