Meulebeke, Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- Rosmolen Feys, Rosmolen Velghe
- Ligging
- Veldstraat 130
8760 Meulebeke
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Geo positie
- 50.957378, 3.256308 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Daniël Velghe, Meulebeke
- Gebouwd
- 1867 / 2005
- Type
- Buitenrosmolen
- Functie
- Korenmolen
- Kenmerken
- Ook karnmolen, vierzijdig houten gebouw
- Gevlucht/Rad
- Eikenhouten staart
- Inrichting
- Steenkoppel (diameter 1,09 m), haverpletter, boterkarn, afromer
- Toestand
- Maalvaardig
- Bescherming
- niet,
Niet beschermd - Molenaar
- Daniël Velghe
- Openingstijden
- Op zaterdag op afspraak, 15 - 17 uur. Contact: Daniël Velghe, e-mail: daniel.velghe@hotmail.com
- Database nummer
- 1543
- Ten Bruggencatenummer
- 51543
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Oorspronkelijk stond de huidige rosmolen van Meulebeke te Hoogstade (deelgemeente van Alveringem), ten noorden van de dorpskom en ten westen van de weg Ieper-Veurne, op het erf van veefokker Donald Goderis, Hoogstadestraat 16.
De weduwe en kinderen van Seraphinus Jacobus Feys-Demolder, landbouwers te Hoogstade, bouwden in 1867 een houten buitenrosmolen achter hun 18e-eeuws woonhuis. Het bouwjaar 1867 is gegrift in één van de schoren in de molenwand (rechts van de huidige toegangsdeur): “A. FEYS 1867”. Diezelfde naam vinden we ook rood geschilderd op de bovenste horizontale balk van de achtergevel: “A. FEYS 1870”. Pas in 1879 werd de rosmolen ingeschreven in de kadastrale registers van Hoogstade, op het perceel sectie A (de zgn. Westhoek) nr. 11b (“b” verwijst naar een afsplitsing). Er werd toen aangegeven dat de rosmolen al meer dan 10 jaar bestond.
De landbouwersfamilie Feys hield de rosmolen tot rond 1926 in werking. Er werd gewerkt met één paard dat buiten omheen de molen liep. Er werd zowel graan gemalen (steenkoppel uit basaltsteen, diameter 109 cm: de ligger 10 en de loper 21 cm dik), haver geplet (haverpletter gefabriceerd door de gebroeders Fleurman te Brugge, “type 250”) als boter gekarnd (afromer, afkomstig van Mélotte uit Micourt en boterkarn van E. Decoster-Vandevelde uit Tielt). Deze afromer bezit vele zeven en filters. Voor iedere roombeurt moest men het toestel openen voor een reiniging. Een bijzonderheid is dat de rosmolen “gemechaniseerd” werd: het paard werd vervangen door een dieselmotor, afkomstig van een vroege (Duitse) Volkswagen uit de jaren 1930.
Volgens de overlevering werd de rosmolen, na een brand, binnen het erf verplaatst. Wellicht verklaart dit de wijzigingen van venster- en deuropeningen in de houten wanden. De drie venstertjes waren niet oorspronkelijk en in de zuidwand zaten twee inkepingen die naar de plaats van een vroeger venster verwezen. De ingang bevond zich aanvankelijk in de westelijke wand - zoals de sporen in de beplanking dat duidelijk toonden - en kwam later in de zuidwand.
Mevrouw O. Feys kon in 1976 nog een aantal zaken vertellen aan onderzoeker Luc Devliegher, die een inventaris maakte en publiceerde van alle Rosmolens in de West-Vlaamse kuststreek (1976, 1983: 2de herziene uitgave).
Van de rosmolen Feys waren nog overgebleven:
- het gehele gebouw: bakstenen veldmuren waarop een vierkante houten constructie (buitenwerks 4,60 x 4,60 m) met wanden van stijlwerk, beslagen met planken van 22 à 27 cm breedte
- de dakconstructie, met kepers tegen het kransstuk in de nok, waarvan de ronde opening met een ijzeren ring versterkt was; bedekking met Boomse pannen
- tegen de oostwand: de houten tafel (2,90 x 1,40 m, 95 cm hoog) waarop de maalstoel rustte en het trapje van vier treden
- enkele balken die met het drijfwerk te maken hadden. Van de ankerbalk waarop de centrale spil draaide, bestond nog enkel één doorstekende pen met twee wiggen. Ook de overeenstemmende stijl was er nog; de andere stijl daarentegen was in gebruik als staander voor de ingang.
Verder waren er ook nog: de balk in oost-west boven de maalstoel met een gleuf waarin het klauwijzer paste en een tussenbalkje (tussen de eerste balk en de stijlplaat van de zuidwand) met een katrolletje dat gebruikt werd om de bovensteen te lichten bij scherpbeurten.
De staart en de inrichting (aandrijf- en maalwerk) waren echter verwijderd. De molenstenen, de haverpletter, de boterkarn en de afromer bevonden zich evenwel elders op het erf. Van de kamwielen was niets meer te vinden.
Tot in augustus 2001 bleef deze toestand behouden, toen de rosmolen plaats moest ruimen voor de uitbreiding van de veefokkerij van Donald Goderis. Het oude woonhuis was af gesloopt.
Gelukkig kon de heer Daniël Velghe, een bloemist uit Izegem, het houten rosmolengebouw van Hoog-stade verwerven en in augustus 2001 vakkundig demonteren om hem op zijn boerderij te Meulebeke (Veldstraat nr. 130) te herbouwen! De grijsblauwe natuurstenen tegels (zgn. schorren, 33 x 33 cm) van de vloer dienden evenwel ter plaatse te blijven.
In de afgelopen drie decennia renoveerde de heer Velghe in Meulebeke stelselmatig de hoeve-gebouwen ten stalde er, als grote liefhebber, allerlei paardengetuig. Vooral de verzameling houten karren is heel merkwaardig.
Naast administratief werk (zoals de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning) deed de heer Velghe veel onderzoek naar de weinige overgebleven rosmolens in Vlaanderen die nog hun binnenwerk bezitten. Zo kon hij regelmatig de rosmolen in het Tillegembos (Sint-Michiels – Brugge) bestuderen. Hij sprak een aantal molenvrienden aan, waaronder de vrijwillige molenaars Rudy en Ruud De Keukelaere uit Aarsele (nu Poeke) en ondergetekende. Ik bracht de eigenaar in contact met de jonge vrijwillige molenaar Sylvan Deseure uit Werken. Deze laatste verstrekte allerlei molentechnische adviezen.. Ruchtbaarheid werd aan het project niet gegeven: de eigenaar had immers de bedoeling in alle rust, vooral tijdens de weekends, te kunnen werken.
In Hoogstade werden de onderdelen gefotografeerd en genummerd. Bij de “plank per plank en balk per balk”-demontage werd er zorgvuldig op gelet dat de houtverbindingen (pennen en gaten) niet beschadigd geraakten.
Vanaf 2004 gebeurde de heroprichting te Meulebeke. De hoofdprincipes bij een monumentenrestauratie - met name “respect voor het bestaande”, “behouden wat kan”, “zo vervanging toch nodig is: exacte kopieën” - werden zo nauwgezet mogelijk gevolgd. Eén grote uitzondering: een betonfundering voor de nieuw te metselen veldmuren! Deze “moderniteit” wordt in monumentenmiddens, zeker bij een herlocatie, algemeen aanvaard.
Het zgn. staande werk werd zoveel mogelijk door de eigenaar zelf uitgevoerd: de veldmuren (57 cm hoog), de vloertegels (blauw arduin, 32 x 32 cm), het houten kot (nieuwe beplanking), de kap en zijn bedekking met Boomse pannen. De meeste stijlen (2 m hoog) zijn nog de vroegere, met uitzondering van de twee centrale stijlen die de nieuwe ankerbalk dragen. De liggers op de veldmuren zijn ook vernieuwd. In Meulebeke kwam de ingang weer op de oorspronkelijke plaats aan de zijkant, waar die in Hoogstade naderhand was dichtgemaakt. Het platform voor de maalstoel werd met nieuwe planken belegd en is nu lager (70 cm i.p.v. 95 cm vroeger), zodat de kamwieloverbrenging beter kon gerealiseerd worden. De nieuwe staart is gemaakt uit een kromgewassen eikenboom: ideaal!
Zoals gemeld, werd voor het mechanisme een beroep gedaan op de molentechnische kennis van Sylvan Deseure uit Werken.
Aangezien het aandrijfwerk verdwenen was, diende men zich voor een bouwhistorisch verantwoorde reconstructie te baseren op sporen. De eerste grote vraag die zich aandiende was: werkte de maalstoel met boven- of met onderaandrijving? Dat laatste systeem is o.m. toegepast in de rosmolen in het Tillegembos van Sint-Michiels – Brugge, die over-gebracht is uit Houtem bij Veurne. De balk boven de verdwenen maalstoel bracht uitsluitsel: de gleuf toonde de aanwezigheid van het klauwijzer en aldus ook de bovenaandrijving. Rosmolens met bovenaandrijving dienen echter uitgerust te worden met een groot spoor- of kroonwiel om toch een voldoende overbrengings-verhouding te krijgen. Rosmolens hebben immers als nadeel relatief traag te draaien!
Aldus werd een kroonwiel gemaakt met een diameter van niet minder dan 3,46 meter: hij kan net binnen het molengebouw! Het wiel heeft eiken stroparmen, iepenhouten velgen en niet minder dan 123 beuken kammen. Het kroonwiel drijft een horizontaal sterwieltje van 12 kammen op de metalen klauwspil aan, alsook een ander verticaal sterwieltje van 12 kammen voor de riemaandrijving van de boterkarn, afromer en haverpletter. De nieuwe eiken koningsspil (4,30 m lang) heeft onderaan een ijzeren pen die draait in een taatspot die in de nieuwe eiken ankerbalk ingewerkt is. Het steenkoppel is van basalt en heeft een diameter van 1,09 meter: een ideale maat voor een rosmolen-steen. Er is een steenlicht met lichtvlegel. Omheen de molen is een stenen looppad aangelegd: het paard dient er in de richting van de zon te lopen.
De laatste dag van 2004 vormde een hoogtepunt, omdat toen met een vrachtwagenkraan de konings- spil en het spoorwiel werden aangeleverd. In juli 2005 kon Sylvan Deseure voor de eerste keer proefmalen! In december 2005 kwamen de cederhouten schalies op het kapje boven de koningsspil. In het voorjaar 2006 gebeurt de laatste afwerking.
Aldus bezit Meulebeke wederom een maal-vaardige rosmolen: nog in 1980 werd aldaar (kruising Veldstraat en Spoorweglaan) een stenen rosmolengebouw gesloopt voor de aanleg van de Randweg.
Op 1 april 2006 gebeurde de opening, die zich richtte tot buurtbewoners, plaatselijke gezagsdragers en molenliefhebbers (en uiteraard ook familieleden van de bouwheer). Er waren ruim 120 aanwezigen. Na het onthaal door eigenaar-bouwer Daniël Velghe waren er enkele korte toespraken van de Meulebeekse burgemeester Daniël Vanpoucke, gemeente- en provincieraadslid Danny Bossuyt en molinoloog Lieven Denewet. Na inzegening door eerw. heer Vanhoutte, stelde Sylvan Deseure de molen in werking, waarna de eigenaar de aanwezigen een drankje aanbood.
Lieven Denewet, Hooglede
Literatuur
Lieven Denewet, Pleidooi voor de bescherming van onze laatste rosmolens. Rosmolen Feys uit Hoogstade (1867) herbouwd in Meulebeke, in: Molenecho's, XXXIII, 2005, nr. 4, p. 186-195;
Lieven Denewet, Maalvaardige rosmolen in Meulebeke uit Hoogstade (1867), in: West-Vlaams Molenblad, XXI, 2005, nr. 4, p. 182-184;
John Verpaalen,De Westhoek is weer een rosmolen armer, Levende Molens, nov. 2000.
D. Velghe, De rosmolen van Meulebeke, Molenecho's, XXXIII, 2005, 4, p. 183.
Luc Devliegher, Rosmolens in de West-Vlaamse kuststreek, Brugge, 1976, 1983²;
Opening van de Rosmolen van Meulebeke, in: Levende Molens, jg. 28 (2006), nr. 2 (februari), p. 23, ill.;
John Verpaalen, Rosmolen in Meulebeke feestelijk ingehuldigd, in: Levende Molens, jg. 28, 2006, nr. 4, april, p. 40-41, ill.;
Persberichten
Ingrid Castelein, Unieke rosmolen heropgebouwd. Izegemnaar redt molen van ondergang", in: Het Nieuwsblad, 19.04.2006.
MI, In Meulebeke maalt de rosmolen weer, in: De Weekbode, ed. Tielt, 28.04.2006.
Luc Bouckhuyt, Daar bij die molen in ‘Meulen-beek'... Meulebeke heeft er een rosmolen bij, in: De Weekbode, ed. Tielt, 21.04.2006
Varia, in: De Weekbode, 16.08.2011.
"In de ban van agrarisch erfgoed", Krant Van West-Vlaanderen Tielt extra editie, 20.11.2015.